De schok van het aanhoren van iemands dood
- Nieuws
- De schok van het aanhoren van iemands dood
Afgelopen maandag zag ik dat in een televisiestudio in Amsterdam mensen de handen verschrikt voor de mond sloegen en ik hoorde hoe velen 'nee toch!' riepen. Matthijs van Nieuwkerk maakte het overlijden van Mies Bouwman bekend en dat hakte er bij de DWDD-goegemeente flink in.
Vooral vijftigers en ouder, een aanzienlijk deel van het publiek (toeval of niet), waren onaangenaam verrast en hadden even tijd nodig de boodschap te verwerken. In de studio bleef heel even een wat kille, onwerkelijke sfeer hangen; net alsof iemand expres de buitendeur had opengelaten en de eerste venijnige polaire windvlagen over ons gemoed streken.
Mies Bouwman was van ons allemaal. Vakvrouw, opgewekt, inderdaad moeder van ons volk, vlak naast Beatrix. Partijloos, vrij, onvervaard en vaak vrolijk. Zij was een belangrijk deel van onze opvoeding waar zij de families binnen het koninkrijk in de huiskamer hield om als familie te genieten van de spelletjes en programma's die ze door de jaren heen voor ons uitspreidde. Als iemand van die grootheid overlijdt, wordt het even flink stil in ons land.
De dag dat Johan Cruijffs dood aangekondigd werd kan ik me ook nog herinneren; vreemd genoeg ook in een DWDD studio-setting. Ook toen verloren we collectief een dukdalf in ons bestaan en dat schuurde toen ook. Ruud Lubbers hing tegen dat gevoel aan, maar zijn dood viel middenin de Oranje medailleregen van een sportfeestje elders, en aan een politicus zitten immer scherpe randjes waar sommigen hun vingers aan snijden en dat niet leuk vinden.
Joop Reuvecamp
Een paar dagen voor de mededeling van de dood van Mies, werd ik gemaild over een andere ex-televisiemedewerker die het eeuwige bospad had opgezocht: Joop Reuvecamp, de allereerste archivaris bij Studio Sport (en daarvoor bij Sport in Beeld). Joop was jarenlang collega en we maakten veel, heel veel samen mee. Neen, hij was en bleef onbekend bij het publiek. Op een paar nog levende collega's van weleer na wist niemand wie hij was, wat hij gedaan had, hoe hij in het televisieleven stond, welke zijn capaciteiten waren, hoe men om hem gelachen had en hoe men kwaad over hem geworden was.
Ook hij was een krasse tachtiger die in de jaren zestig, zeventig, tachtig en een deel van de negentiger jaren medewerker was van een belangrijk televisieprogramma dat Sport in Beeld en later Studio Sport heette. Hij deed dat al die tijd naamloos, of heel soms was er een presentator (Henk Terlingen, Ruud ter Weijden of ikzelf) die zijn naam noemde bij de aankondiging of afkondiging van een programmaonderdeel waar Joop heel nadrukkelijk mee bezig geweest was. Als dat zeven maal in zijn hele leven gebeurd was, is het veel, denk ik.
Bij de NOS was 'sport' een belangrijke tak aan een vrij stevige boom geworden. 'Live sport' vooral, maar steeds duidelijker werd dat het opzetten van en het hebben van een archief waar makkelijk en zonder veel tijdverlies uit geput kon worden, van levensbelang was. Bij ons had de goede Joop het archief onder en in handen. Volgens sommigen lag dat archief onder zijn bed, maar in ieder geval wist hijzelf het beste weg uit duizenden uren opgenomen sportwedstrijden. Je moest als je ergens 'oude' beelden wilde gebruiken voor een portret of een mini-documentaire, wel aan zijn loket passeren. Hij wist in de schijnbare wanorde wel de weg en met een lach op zijn smalle gezicht kon hij stellen: "Vraag het mij en het komt voor elkaar." Als het niet lukte was zijn antwoord steevast: "Dat heb ik dan weer, een vuil geslagen band."
Bekend, en onbekend
Waar ik over zat na te denken? Dat iemand die jarenlang bij de Nederlandse televisie had gewerkt en een voorname rol in ons bestaan had ingenomen met een diepe buiging overal werd herdacht: dat was volkomen terecht en logisch. Mies had naam en faam, zij was van ons. Haar beeltenis was bekend, haar roem was terecht, terwijl ze daar zelf niets van wilde weten.
Niemand echter kende 'onze' Joop, terwijl hij in ongeveer dezelfde tijd van mevrouw Bouwman voor de nationale televisie werkzaam was. Iedereen wist wie Mies was, niemand (op zijn collega’s na) kende Joop. Ook hij was bepaald belangrijk voor het 'maken' van Studio Sport-uitzendingen geweest: zonder zijn befaamde archief waren er geen programma’s te maken, nietwaar?
Beiden waren flinke tachtigers (geboren in 1929, drie maanden zat er tussen hen) toen ze, drie dagen na elkaar, de eeuwige jachtvelden als wandelgebied kozen. Beiden hadden hun arbeidzame leven voor de Nederlandse televisie ingezet. Mies Bouwman was beroemd geworden, Joop Reuvecamp liep bijna naamloos door het leven. Beiden hadden belangrijke rollen in totaal van elkaar verschillende programma’s; de een in beeld, de ander daarachter.
Nu zijn beiden ons ontvallen, in deze kille dagen waar we het maar niet warm kunnen krijgen in ons bestaan. Daar zat ik over na te denken en ik voelde een trage rilling over mijn schouders trekken.