Zwarte dag voor de sportjournalistiek
- Nieuws
- Zwarte dag voor de sportjournalistiek
Decennialang was Sports Illustrated mijn bijbel. S.I., de makkelijke afkortingsterm was een Amerikaans sportweekblad dat zo ongelofelijk goed en mooi gemaakt werd, dat je er als sportliefhebber en ook als sportjournalist, niet vanaf kon blijven.
Ik ken de verhalen van Amerikaanse vrienden die uren bij de brievenbus gingen zitten wachten totdat S.I. werd gebracht. Wat werd het deze week, welke formidabele verhalen stonden er nu in: welke grootse foto’s van de onvergetelijke Walter Iooss jr.? Welke talenten werden nu beschreven? Hoe zag de cover eruit? Wie stond erop?
'Curse of the cover'
Voor iedere sporter was het een grote eer om deze cover te bezetten, maar er heerste ook iets van 'the curse of the cover'. Stond je de ene week op de omslag, dan kwam het voor dat een week later dezelfde sporter ergens flink poedelde. En o ja, Michael Jordan stond 50 maal op de cover en op enig moment weigerde hij met journalisten van het blad te praten. Iemand van hen was te ver in zijn privéleven gedoken en daarvoor moest het hele schrijverscorps boeten. Het blad ging gewoon door met hem veelvuldig op de cover te plaatsen.
Grofweg gezegd: S.I. werd wekelijks door 18 miljoen Amerikaanse mannen gelezen. Dat aantal nam na 2010 ineens en nauwelijks te stoppen af. Was het de opkomst van internet en later de sociale media die hun teksten gratis en voor niets over de wereld spuwden? Ja, zeggen veel kenners, op de krant zijn er nog journalisten die stellen dat de hoofdredactie van het blad een serie van kleine fouten maakte door, generaal gesteld, de populaire kant van de sportjournalistiek op te gaan, zeker nadat ESPN een zwaar concurrerend blad op de mark bracht dat veel meer blingbling en popi was.
Steengoede verhalen
Op zijn hoogtepunt (jaren zeventig tot einde negentig) was S.I. een verzameling van steengoede verhalen van over het algemeen democratische, jonge schrijvers die de kans kregen verhalen van 12 pagina’s in te leveren als zij vonden dat een sportend mens zo’n uitgebreid verhaal verdiende. Een leger aan brilante schrijvers diende het blad. Ik besef dat U zelden of nooit met deze namen te maken heeft gehad, maar ik noem er toch een paar: Tex Maule, Frank DeFord, Dan Jenkins, de fenomenale letterartiest Curry Kirkpatrick, Sally Jenkins, S.L. Price, Jacky MacMullen, Steve Rushin, Peter King, Alexander Wolff en de volledig getikte, maar o zo briljante Franz Lidz. De eerste mens die ik meemaakte die witte, lage Converses onder een smoking droeg. Het was vroeg in de jaren tachtig, mind you.
De verhalen in Sports Illustrated gingen nooit over een uitslag, nooit werd er gevraagd wie er gewonnen had, maar waarom iemand gewonnen had. Een schrijver of schrijfster ging naar een wedstrijd, maar dat was niet alles. Zij of hij bleef rond de winnaar of winnares hangen, zonder ooit persoonlijk te worden en wachtte tot het verhaal zichzelf ontplooide, vaak één of twee dagen later.
Omkopingen en doping-overtreders
De S.I.-journalisten waren vrijwel allen afgestudeerd op grote universiteiten en waren… Ja, het is waar, allen een tikje gek, maar o zo scherp en slim. Ze zochten niet naar de precieze tijd waarop een homerun geslagen werd, maar kwamen terug met een fabelachtig achtergrondverhaal waarin de verhouding van de homerun-hitter met diens opa ineens van levensbelang bleek te zijn. Niet de 'dunk' telde, maar het leven van een door zijn vader verlaten NBA-speler werd ontrafeld.
Amerika werd op deze manier via een sportweekblad herinnerd aan alles wat goed en fout binnen dit onwaarschijnlijke land gebeurde. Omkopingen werden aan de kaak gesteld, doping-overtreders gingen aan de hoogste boom, ook al hadden ze een aantal keer (Lance Armstrong, Marion Jones, Sammy Sosa) op de cover van het blad gestaan.
'Foul play'
Alex Wolff, een man met een fijn pennetje en een enorm gevoel voor de schoonheid van pure taal, schreef ooit een open brief aan de dean van een grote universiteit in Florida. Sports Illustrated, vertegenwoordigd door Wolff (afgestudeerd op Princeton) had een aantal buitengewoon te laken verhalen opgedoken waarin aan alle kanten 'foul play' van de leiding, de coaches en ook de spelers van de footbalploeg werd geopenbaard. De grote universiteit moest met de billen bloot en alle topmensen konden vertrekken. Hun naam was besmet, de betrokkenen konden de aantijgingen niet weerleggen en vetrokken.
Decennia lang zorgden de journalisten van S.I. niet alleen voor puntgave verhalen, maar ook dat de grote sporten in de USA 'sane' bleven. Bij vals spelen, kon je er zeker van zijn dat S.I. op het verhaal zat. Vals spelende coaches, zelfs managers, directeuren van grote clubs… Iedereen wist dat S.I. als normhandhaver voor sportief en eerlijk leven stond. Ethisch, zo leerde ik, was deze standpuntinname niet te handhaven: dopinggebruik ging ondergronds, verkeerd geld idem dito. Toch kwam S.I. vaak met zeer boeiende onthullingen van verkeerd gedrag van bekende sportpersoonlijkheden. Lance Armstrong werd eerst bewierookt op de covers, maar later spijkerhard aangepakt.
Geen bijbel van de sport meer
S.I. ging voor normen en waarden, niet voor scores en topscorers. S.I. groef achter het nieuws en vond de antwoorden. Schrijvers als DeFord en Wolff deden soms zes weken over een verhaal en als dat dan uitkwam, was het smullen voor de miljoenen lezers. Maar Time/Life, de stinkend rijke uitgever, verkocht de boel aan een andere uitgever die helemaal niets met sport had en die verkocht de club ook maar weer. En nu is er dus geen bijbel van de sport meer.
Sports Illustrated werd eerst door een Fransman geleid: Andre Laguerre, een man die ooit de personal assistant van Charles de Gaulle was. In zijn eerste twaalf jaar aan het bewind werd er verlies geleden en vanaf 1966 ging het goed met het blad. S.I. werd een topblad in de USA. In 2010 schonk de redactie ons de beste tien atleten van het eerste decennium.
Mannen: Tiger Woods, Roger Federer, Michael Phelps, Lance Armstrong, Usain Bolt, Tom Brady, Kobe Bryant, Payton Manning, Albert Pugols en Michael Schumacher.
Vrouwen: Serena Williams, Annika Sörenstam, Yelena Isenbayeva, Justin Henin, Lisa Leslie, Amerikaanse basketbalster, Venus Williams, Marta (Braziliaanse voetbalster), Lorena Ochoa (Mexicaans golfspeelster), Diana Taurasi (basketbalspeelster uit de USA), Misty May-Treanor en Kerri Walsh (beachvolleybal uit de USA).
Guus Hiddink
Zoals U ziet, ook sportmensen die in onze cultuur vrij onbekend zijn gebleven. Zoals gezegd: Michael Jordan stond vijftig maal op de cover en Mohammed Ali veertig keer. De Los Angeles Lakers kwamen 67 maal op de omslag en de New York Yankees 65 maal. De sport die het vaakst op de cover kwam? Honkbal. Vijf maal stond een Amerikaanse president op de cover (Ronald Reagan tweemaal). Andere beroemdheden? Kris Kristoffersson, Chris Rock, Arnold Schwarzenegger, Brad Pitt, MacQueen, Brad Pitt en Shirley MacLaine (in 1964).
En Nederland? Guus Hiddink is de enige man die ooit als topper onder de coaches werd gekozen in Sports Illustrated. Ik vertel U dit met enige trots. Ik schreef ooit een klein artikeltje over de Haarlem Basketbal Week. Op verzoek van de New Yorkse redactie. Ik stuurde het in (per fax) en toen het blad uitkwam was ik nerveus en checkte steeds de brievenbus. De tekst leek een beetje op datgene dat ik ingestuurd had. Nederlandse gedachten vertalen in het Amerikaans was een vak, zo ik snapte.
Toch kan ik altijd zeggen dat ik een kleine plaatsing in Sports Illustrated heb gehad, het beste sportblad dat ooit bestond. Dat blad bestaat nu niet meer, of er moeten nog mensen zijn die aan een onverwachte doorstart elders denken. Het is, en dat meen ik echt, een zwarte dag in 2019. ’s Werelds beste sportmagazine hield op te bestaan. Dat is heel, heel erg.