Kneiterhard gepest
- Nieuws
- Kneiterhard gepest
Meisjes van 15 tot 18 jaar worden dubbel zo vaak online gepest als jongens van dezelfde leeftijd. In totaal wordt twaalf procent van deze tienermeisjes weleens gepest op internet, tegen zeven procent van de jongens, blijkt uit cijfers van het CBS over 2016. Dit onderzoek komt naar buiten tijdens de 'Week Tegen Pesten'. Pesten is niet cool en onuitroeibaar. En dat is een probleem.
Ik weet niet hoe het u vergaan is op die jungle-annex-apenrots die ze eufemistisch ‘basisschool’ hebben genoemd, maar ik werd dus echt kneiterhard gepest.
Ik had dan ook wel een paar dingetjes tegen, ik maakte het mijn pesters ook wel erg gemakkelijk. Ik heb – als een van de laatste – legaal niet op de kleuterschool gezeten, dus als je dan in groep 3 binnen komt vallen, ben je het haasje. Ik droeg altijd kleren die gisteren hip en cool waren. Ik droeg, op eigen verzoek overigens, instapschoenen met witte sportsokjes. En met mijn geprononceerde voorkeur voor klassieke muziek in plaats van die baggerherrie van een gabberhouse, die in mijn tijd net populair werd, scoorde ik natuurlijk ook niet echt.
Bovendien was ik de enige rooms-katholiek op een school die net één jaar eerder het predicaat ‘school met de Bijbel’ had laten vallen. En als laatste was ik net even iets gezetter dan mijn leeftijdsgenootjes, een fysieke eigenschap die ik nog steeds in ere hou. En dan ben je dus direct ‘die bolle’, hé. Zo leuk, die kinderen. Ik hoor moeders op het schoolplein wel eens kieren: kinderen, ze zijn zo lief, zo puur, zo eerlijk, daar kunnen we wat van leren. Ja, hoe je elkaar een levenslange sessie op de psychologenbank bezorgd.
Animal Farm
Alles kwam voorbij: nooit meespelen met ‘overloopje’ of hoe al die domme spelletjes ook heette. Altijd als laatste uitgekozen worden met teams tijdens gym. Er werd zelfs ruzie gemaakt welk team mij moest nemen, zeker als ze waren dat ik hen de eindzegen zou onthouden. Spullen afgepakt. Jas door de poep gerold. Geslagen en getrapt. De wc was mijn meest geliefkoosde plek op de hele school. Noem een stereotype, en ik was er de incarnatie van. Zet een paar kinderen bij elkaar en ze creëeren geen nieuw Eden, maar binnen enkele tellen heb je een facistische Animal Farm in miniformaat bij elkaar.
Mijn ouders deden wat ze konden, maar ouders kunnen nu eenmaal niets. Nu ja, als het om pestgedrag gaat dan. Voor de rest hielden ze aardig hun pedadogische broek op. Praten met de docent helpt niet. Die zegt een keer ‘foei’ en het pesten gaat op een verborgen manier gewoon door. Je kind op een verdedigingssport stoppen helpt ook niet, aangezien er voor elke neergeslagen pestkop twee nieuwe opstaan. De klas op weerbaarheidstraining sturen, ze hebben het op de school van mijn kinderen gedaan, werkt ook niet. Voor het oog van de meesters, juffen, trainers en ouders weten de kinderen feilloos welk politiek correct gedrag moet worden voorgewend. Maar zodra de camera’s uit zijn, gaan ze ouderwets los.
Pesten is verschrikkelijk. Iedereen weet dat. Iedereen is ook tegen pesten. Toch komt het nog steeds zo vaak voor. Het begint vaak op de peuterspeelzaal en het gaat maar al te vaak door op kantoor. Ik hoorde zelfs laatste van elkaar bijna doodpestende ouderen in een verpleegtehuis. En ik ken de sociologische theorieën: het zondebokprincipe, het versterken van de sociale cohesie door collectief op één sukkeltje af te gaan. Ik ken de geruststellingen van goedbedoelde maar hulpeloze ouders: het zegt meer over hen, dan over jou. Of: jij bent sterker dan hen. Allemaal waar, maar als je op wc zit en bang bent terug de klas in te gaan, helpen die zoete broodjes natuurlijk voor geen meter.
Mep
Mijn zoon heeft eigenlijk het enige gedaan dat echt helpt. Op de peuterschool werd hij geknepen en gebeten door een vrouwelijk klasgenootje. Engelachtig blind haar, door iedereen ‘zooooo schattig’ gevonden, maar intussen terroriseerde mevrouw in haar eentje de hele groep.
Zoonlief liep, op ons advies nota bene, op een ochtend naar zijn juf en zei de inmiddels in onze familie legendarische woorden: ‘Juf, jij lost het op of ik los het op.’ En juf zei weer ‘ja’, maar deed natuurlijk – zoals altijd – ‘nee’. Dus zoonlief heeft voor de eerste en laatste keer een meisje een mep verkocht. En werd daarna nooit meer gepest. Juf was boos, op mijn zoon, maar nog meer op mij, omdat ik hem de hand boven het hoofd hield. Hij is daarna nooit meer gepest, niet op de basis- en niet op de middelbare school.
Pesten is van alle tijden. De daders en slachtoffers behoren tot alle generaties. En er is maar één remedie tegen pesterijen: keiharde aanpak. Liefst niet door de kinderen onderling, liever door docenten en ouders. Maar voor pesters past geen medelijden, geen begrip, geen ruimte, geen barmhartigheid. Wie een kind pest, slaat een wond in zijn slachtoffer die de rest van zijn leven meegaat. De wond gaat dicht, maar de pijn blijft altijd heel fijn aanwezig. De pijn komt boven als ik het ene kind het andere kind zie pesten, of de ene collega de andere. Woedend word ik dan. Voor de helft is het projectie, voor de andere helft ervaring.
Pesten maakt meer kapot dan je lief is. Het sloopt mensen. Het sloopt levens. Sommige komen goed terecht, die komen een zielslieve vrouw tegen, gaan theologie studeren en worden zeer gelukkig. Andere komen slechter terecht, onder een trein bijvoorbeeld of met een hand vol met pillen in een eenzaam bed. Kappen met deze onzin.
Cultuurtheoloog Frank G. Bosman is commentator bij Dit is de Dag