Waarom laat de teruggave van koloniaal roofgoed zo op zich wachten?
- Nieuws
- Waarom laat de teruggave van koloniaal roofgoed zo op zich wachten?
Onze musea liggen vol met koloniaal roofgoed. Hoewel de druk om het erfgoed terug te geven alsmaar groeit, lijkt er nog weinig de daad bij het woord gevoegd te worden. Waarom laat de teruggave zo op zich wachten?
Meteen luisteren: Jos van Beurden over 'Ongemakkelijk erfgoed'
Roofbuit
De teruggave van koloniaal roofgoed roept complexe vragen op, die niet zomaar te beantwoorden zijn. Onderzoeker Jos van Beurden volgt de ontwikkelingen al jarenlang op de voet. In zijn boek Ongemakkelijk erfgoed. Koloniale collecties en teruggave in de Lage Landen legt hij uit waarom de teruggave zo lang op zich laat wachten.
In de afgelopen dertig jaar is Van Beurden anders gaan kijken naar musea, vertelt hij in OVT. ''Hoe zijn ze aan die voorwerpen gekomen, vraag ik me af als er niks vermeld is. Pas sinds de laatste jaren staat er eerlijk bij dat het roofbuit is.''
Kanon van Kandy
Een prominent voorbeeld van dat roofbuit is het kanon van de koning van Kandy. ''Een blauw kanon met een goudkleurig beslag, dat in 1765 door soldaten van de verenigde Oost-Indische compagnie was meegenomen en uiteindelijk terechtkwam in het Rijksmuseum. Dat was roofbuit.''
Na jarenlange inspanningen vanuit Sri-Lanka kwam er in 2019 eindelijk een dialoog op gang tussen de twee landen. Dat werd mede bedreven vanuit de behoefte om het Nederlands imago op dit gebied te herstellen. Maar de teruggave verzandde, vertelt Van Beurden. ''Er was veel wantrouwen en verzet vanuit Sri-Lanka. Het Rijksmuseum wilde een betere onderzoeksmethode ontwerpen voor herkomst-onderzoek, terwijl Sri-Lanka vroeg om teruggave.''
Oplossing
Van Beurden ziet dat teruggave van oorlogsbuit heel lastig blijft. ''Het gaat om de vraag hoe je op een gelijkwaardige manier met elkaar omgaat.'' Hoe los je het wel op? ''De noodzaak om gelijkwaardige manier met elkaar om te gaan, doet me denken aan de verhouding tussen man en vrouw in Nederland. Mannen zeiden dat ze altijd gelijkwaardig omgingen, terwijl ze volgens vrouwen niet doorhadden wat ze deden.'' Dat probleem lijkt volgens Van Beurden hier ook te spelen.
Toch is er een aantal gevallen te benoemen waarin het wel goed ging, benadrukt Van Beurden. ''Het mooiste voorbeeld vind ik de Maori-hoofden uit Nieuw-Zeeland. Dat was een grote, maar ook afschuwelijke business vanaf de 18de eeuw. Op een gegeven is de Maori-gemeenschap gaan opstaan. Die werd gestimuleerd door het Nationaal Museum in Nieuw-Zeeland, waarop de regering besloot hen te gaan helpen. Inmiddels zijn er 400 hoofden terug.''