Wie verdient het geld voor ons land?

Schenderling brengt in kaart wie we in Nederland zouden kunnen bedanken voor het nationale geld. Dit doet hij door de verdeling uit te leggen aan de hand van een taart verdeling.

Taart

"80 procent van die taart wordt verdiend door de dienstensector", vertelt Schenderling. "Deze bestaat uit zowel commerciële diensten, zoals accountancy of zakelijke dienstverlening, als overheidsdiensten, zoals zorg en onderwijs. Dertien procent van de taart verdienen we met industrie, zoals het bouwen van machines. En dan blijft er nog 7 procent over die we verdienen met landbouw en alles wat er omheen zit."

Wanneer er naar de werkgelegenheden gekeken wordt, is het plaatje ongeveer hetzelfde verdeeld. Al is de werkgelegenheid in landbouw stukken kleiner, met twee procent in totaal. Bij de industrie is er tien procent werkgelegenheid en voor de dienstensector wel meer dan 80 procent.

Industrie en landbouw

Maar waarom hebben we het dan zo vaak over takken als industrie en landbouw? "Nou, omdat die eigenlijk wel belangrijker zijn dan hun gewicht in de taart doet vermoeden." De econoom vertelt dat de landbouw en industrie verreweg de meeste productiviteitsgroei laten zien. "Productiviteit wil zeggen hoeveel inkomen er wordt verdiend in één gewerkt uur."

"In de dienstensector is het lastig om per uur sneller te gaan verdienen, maar met name in landbouw en industrie kun je per gewerkt uur echt veel productiever worden", vertelt Schenderling. "Dus als we gaan kijken 'hoe verdienen we in de toekomst ons geld?', dan is het echt heel belangrijk dat we ook een industrie en een landbouwsector behouden."

Meer ruimte?

Volgens de econoom wordt het tijd om eens goed te kijken waar al dat verdiende geld voor ingezet dient te worden. "Ik denk dat we het beter kunnen inzetten voor meer vrije tijd, in plaats van altijd maar méér consumptie." Ook lopen we nu tegen de grenzen van onze aarde aan, stelt de econoom. "Je ziet dat we in termen van stikstof, ruimte en klimaat, maar ook ontzettende krapte op de arbeidsmarkt, zorgen voor een limiet."

Volgens Schenderling is dit kabinet, het eerste kabinet dat een visie wil ontwikkelen op de toekomst van de economie. Zo wordt er gekeken naar welke sectoren meer ruimte behoeven en voor welke sectoren er simpelweg geen plek meer is.

Selectieve groei

De overheid zou selectiever sectoren kunnen stimuleren, legt Schenderling uit. Zodat we aan de sectoren die het meest toekomstbestendig zijn, en waar we met de schaarse mensen en ruimte die we hebben, in de toekomst het meeste gaan hebben.

De econoom tekent een driehoek, naast de eerst getekende taart. "Ik zou het kabinet willen voorstellen om eens naar de toegevoegde waarde, dus hoeveel verdien je per uur, het concurrentievermogen en de bijdragen aan maatschappelijke opgaven van een sector te kijken."

De hoogste combinatie van die drie factoren, brengt in verhouding het meeste geld binnen. "Voor die sectoren kan de rode loper uit. De rest mag er best wezen, maar die zouden dan niet actief vanuit de overheid ondersteund moeten worden."