'Het leed van de slavernij laat zich niet uitdrukken in geld'

Na 150 jaar is de teerling eindelijk geworpen: het kabinet gaat binnenkort excuses maken voor het slavernijverleden. Waarschijnlijk stelt de regering ook nog een geldbedrag van 200 miljoen euro beschikbaar om het historisch bewustzijn over deze periode te vergroten.

Wijntuin stelt dat het wél goed is dat er geld komt, maar zegt tegelijk niet te weten "hoe je de misdaden die er begaan zijn met geld kunt goedmaken".

Ze noemt het excuus van de overheid een eerste stap, waarop al 150 jaar werd gewacht. "Het is een goede stap, maar we zijn er nog lang niet." Wijntuin hoopt "dat eraan gewerkt wordt dat met name de jongere generatie nazaten (van de slachtoffers van het slavernijverleden) een eerlijke en rechtvaardige toegang tot de Nederlandse samenleving krijgen."

Wijntuin vervolgt: "Er wordt gesproken over bewustwording, maar deze zwarte nazaten zijn zich al voldoende bewust van hun positie in deze samenleving. Nederland moet haar geschiedenis kennen. Het geld moet worden ingezet om onwetendheid te bestrijden."

'Slavernij is onderdeel van ons koloniale verleden'

"Slavernij is onderdeel van ons koloniale verleden", zegt Henk te Velde, hoogleraar Vaderlandse Geschiedenis aan de Universiteit van Leiden. Hij beschrijft de Nederlandse houding in de periode nadat dat verleden werd afgesloten met de onafhankelijkheid van Indonesië en later Suriname. "Toen was de eerste reactie in Nederland om daar helemaal afscheid van te nemen. Er was nog weinig interesse voor. Het kolonialisme werd in het vak geschiedenis in een afzonderlijk onderdeel, waar vooral specialisten zich mee bezighielden. Het verdween als onderdeel van de Nederlandse geschiedenis als geheel, zoals dat tijdens de koloniale periode wél was." Te Velde vindt dat we hier weer naar terug moeten. "Dat is een proces. De eerste stap is echt laten zien welke plaats die slavernij in het verleden heeft gehad in de Nederlandse samenleving."