Jos Palm over de dienstplicht: 'Op en neer naar de bar, daar kwam ons hele leven op neer'
- Nieuws
- Jos Palm over de dienstplicht: 'Op en neer naar de bar, daar kwam ons hele leven op neer'
De militaire dienstplicht moet weer worden ingevoerd, vindt Sybrand Buma. Dat liet hij onlangs weten. Want er moet een einde komen aan de vrijblijvendheid. Jongens moeten weer kerels worden. Het land verdedigen: daar word je beter van, aldus de CDA-fractieleider.
De dienstplicht terug, dat wil zeggen, gereanimeerd, want ze is natuurlijk nooit afgeschaft.
Is dat een goed idee? Ik weet het zo net nog niet. En ik mag erover meepraten, want ik heb de dienstplicht aan den lijve ondervonden. Dat was in de rode jaren zeventig, en ik had de pech geen lid te zijn van de PSP, de Pacifistische Socialistische Partij, of van de PPR, de Politieke Partij Radicalen. Allebei clubs waar het heel vanzelfsprekend was om dienst te weigeren. Nee, ik was lid, kaderlid zelfs, van de SP, indertijd een extreem maoïstische club, en wij noemden die club liefkozend ‘De Partij’, let op, ‘De Partij’, alsof het de kerk was.
En militaire dienst, aldus De Partij, dat was een buitenkans, want je leerde schieten. En dat zou nog wel eens van pas kunnen komen op de grote dag, als eenmaal de revolutie zou uitbreken. En bovendien, kon de dienstplichtige maoïst helpen het gehate instrument van de zittende klasse te hervormen. Het was onze variant op de lange mars door de instituties van Rudi Dutschke.
En dus ging ik. En ik zal het maar meteen zeggen: het werd geen succes. Ik zag er goed uit naar de normen van die tijd, dat wel. Een baret schuin op het hoofd, baardje, wilde, krullende lange haren, en natuurlijk tussen mijn lippen een goedkope Havana, merk La Paz, uit het bekende, bruine blikken doosje. Zo liep ik door de straten van een stadje in het oosten van het land, als een getrouwe kopie van Che Guevara.
Maar dat was ook meteen het enige geslaagde aan het militante experiment. Het begon er al mee dat ik als enige uit onze lichting van twaalfhonderd man werd overgeplaatst. Van de Generaal Spoorkazerne in Ermelo, naar een onbenullige kazerne aan de rand van de Achterhoek. Het gebeurde precies één dag voordat ik actief zou worden in de VVDM, de Vereniging van Dienstplichtige Militairen. Die zou ik, dat sprak vanzelf, gaan hervormen tot een militaire cel van de Socialistische Partij.
Maar soldaat Palm was staatsgevaarlijk, zo bleek uit een rapport van de militaire inlichtingendienst. Dit was de eerste gemiste kans voor de revolutie. De tweede gemiste kans was zo mogelijk nog dramatischer. Ze betrof het schieten; de ultieme reden om in het leger te gaan van het foute vaderland. Ik kreeg ons wapen, de FAL, een licht automatisch geweer, wel uit- maar nooit meer in elkaar. En van het schieten lukte alleen het afdrukken. Dat bleek die paar keer dat we op de schietbaan echt met scherp mochten schieten, een hoogtepunt uit je diensttijd volgens de sergeant.
Mijn buurman soldaat had in dat soort gevallen van al zijn twaalf kogels er achttien of twintig in de roos, en kreeg als volgt de zwarte vlag, ondefinieerbaar. De revolutie ondertussen, in de persoon van soldaat Palm, trof nul keer het eigen doel. En van de revolutie van binnenuit kwam ook helemaal niets terecht op de nieuwe kazerne.
Eens per maand gingen we als werktroepen – let op, werktroepen – ergens kasten sjouwen. En voor de rest lagen we op bed om bij te komen van het bezoek aan de bar. Deze ging ’s ochtends om tien uur open zodat om twaalf uur ’s middags reeds de eerste straalbezopen soldaten werden gesignaleerd. Het laat zich begrijpen dat er van bewustmaking, laat staan van marxistische propaganda, iets kwam. Voor het zootje dat wij waren, wilde de kapitein zei hij dan ook, niet in de houding staan. De arme man kwam op een goede dag zelfs ook zijn kantoortje niet meer uit. De dagelijkse ondermijning van zijn militaire moraal kon hij niet meer verdragen. Wij werden ondertussen steeds apatischer en luier. Op en neer naar de bar, daar kwamen onze militaire exercities op neer. Op en neer naar de bar, daar kwam ons hele leven op neer.
De militaire dienst, dat vinden die raddraaiers die met stenen gooien misschien niet leuk, maar het zal wel goed voor ze zijn als ze weer wordt ingevoerd, aldus Sybrand Buma. Ik vraag me af, in alle ernst, of Sybrand Buma ooit in militaire dienst is geweest. Ik durf er mijn plunjebaal van indertijd voor de verwedden dat dat niet het geval is.
Luister hier de column van Jos Palm terug: