'Heel weinig bewijs voor de effectiviteit van doping'
- Nieuws
- 'Heel weinig bewijs voor de effectiviteit van doping'
Voor veel dopingmiddelen is er nog geen bewijs dat ze werken, en detectiemethoden deugen niet. Dr. Jules Heuberger pleit voor meer wetenschap in de dopingwereld. "Het is al twintig, dertig jaar drama met doping. Het is duidelijk dat er veel kennis mist."
Video niet beschikbaar
Heuberger is als geneesmiddelenonderzoeker verbonden aan het Centrum voor Geneesmiddelenonderzoek (CHDR) in Leiden en is gepromoveerd op onderzoek naar doping. "Uit ons literatuuronderzoek blijkt dat er heel weinig bewijs is voor de effectiviteit van dopingmiddelen", zegt Heuberger.
Er staan 23 klassen van middelen op de dopinglijst, het gaat om meer dan driehonderd middelen in totaal. "Voor slechts vijf klassen is er bewijs dat ze een positief effect hebben. Voor de andere achttien klassen is er of geen bewijs, of bewijs dat ze niét werken, of bewijs dat ze negatief werken", zegt Heuberger.
Mont Ventoux
Heuberger en zijn collega’s hebben middels een experiment met wielrenners op de Mont Ventoux onderzocht of epo, een van de bekendste dopingmiddelen, een positief effect had op de duurprestatie. Epo zorgt ervoor dat de gebruiker meer rode bloedcellen aanmaakt, waardoor het lichaam meer zuurstof kan transporteren. Heuberger kon geen bewijs vinden dat dit daadwerkelijk de duurprestatie verbetert. In de Jortcast licht hij zijn onderzoek toe.
En dan zijn er nog de controles. Er wordt in de wielersport gecontroleerd op basis van plasjes. "Dat is niet waterdicht" zegt Heuberger. "In onze epo-studie hebben we daar ook naar gekeken."
Detectie
"We hebben de samples naar een geaccrediteerd dopinglab in Gent gestuurd. En dan zie je dat de detectietijd voor epo behoorlijk kort is: twee tot zes dagen na doseren werd iedereen gepakt. Maar buiten die periode is een grote kans dat je niet gedetecteerd wordt. Terwijl de extra rode bloedcellen die je aanmaakt wel drie maanden aanwezig blijven."
Anabole steroïden
Nuance: er zijn zeker middelen die wél effect hebben in de sport. Heuberger noemt de anti-astmatica, hele hoge doseringen van glucocorticoïden, en bètablokkers. Die laatste zijn bijvoorbeeld handig in de schietsport, omdat ze helpen bij het stilhouden van de hand.
En dan heb je nog de anabole steroïden, die een positief effect op spierkracht hebben. "Maar wielrenners gebruikten dat ook, en er is geen enkel bewijs dat je daar beter van gaat fietsen."
Tekort aan wetenschap
Heuberger en zijn promotor prof. dr. Adam Cohen pleiten voor meer onderzoek naar bewijs voor de effecten van dopingmiddelen. "We hebben samen gewerkt met Herman Ram (directeur van de Dopingautoriteit) voor de epo-studie. Zij zijn het met ons eens dat er een tekort is aan wetenschap."
De farmacoloog heeft ook zo zijn ideeën over hoe dat tekort aan wetenschap zou kunnen worden aangevuld. Hij vindt dat er bij dopingonderzoek methoden moeten worden gebruikt die je ook voor geneesmiddelen zou gebruiken.
Als voorbeeld gebruikt hij doping in de wielersport. "Stel, mensen fietsen te langzaam en je wilt ze beter laten fietsen. Dan moet je 'beter fietsen' even als een ziekte zien, en dat genezen. Dan moet je begrijpen wat daar voor nodig is en wat zo’n middel daaraan zou kunnen doen."
Geld
Dat gebeurt vooralsnog nauwelijks. "Maar ze hebben ook heel weinig geld daarvoor." Dat is dan ook het pleidooi van Heuberger en zijn collega’s. Er zit veel geld in de sport, maar dat gaat nauwelijks naar dopingonderzoek. Dat zou een hele goede basis zijn om dit soort problemen beter aan te kunnen pakken. Anders komen we er over tien jaar achter dat we naar de Grote Dopingshow hebben zitten kijken."