Opinie & Commentaar
AVROTROS

Skating in the rain

foto: ANPfoto: ANP
  1. Nieuwschevron right
  2. Skating in the rain

Nu de kalender ons bijna dwingend aangeeft dat de fiets belangrijker is dan de schaats en nog niemand in Amerika heeft geclaimd dat al die miljoenen fietsen in ons land de basis vormen voor de werkelijk oogstrelende wielersuccessen in latex van de Oranjebrigade, doet het schaatstoernooi in het Amsterdamse Olympisch Stadion een tikje vreemd aan.

Het tweede weekend van maart, buitenijs, windvlagen en koek en zopie bij 12 graden... Past dat? "Ja," zegt Ard Schenk, "Dat past." Hij liet op donderdagavond in het Rijksmuseum een losse flodder los op de hoge heren van de ISU die in black tie aanzaten voor het Meesterlijke Kampioenendiner onder de Nachtwacht. Veertig oud-wereldkampioenen waren naar Amsterdam gekomen om zich wel te voelen onder kampioenen; zes tafels vol nog wel, met Ard Schenk als gastheer.

Buitentoernooi

Schenk opende met een bijna vileine, maar toch ook wel weer zalvende en aardige suggestie in het vervolg eens in de vier jaar, liefst na het verrijden van de wedstrijden om de Olympische Spelen, een buitentoernooi te organiseren omdat zulks meewerkte aan het populariseren van de schaatssport. Schenk had het Bisslet stadion in Oslo voor ogen, dacht aan het Rode Plein in Moskou, droomde over de fabelachtige buitenbaan van Davos en had verder weg in zijn herinneringen ook nog Helsinki en Gothenburg staan; plaatsen waar in de afgelopen 125 jaar grootste allround-toernooien zijn verreden.

Als de ISU-baasjes daar eens hun pijlen op wilden gaan richten, zou dat niet een goed plan zijn? Schaatsen op hoog niveau in de open lucht, op historische grond, met het risico dat de weergoden belangrijker zouden zijn dan de aan de kant van de baan staande coaches. Neen, geen high tech of een nieuwe buis onder de voeten kon daar tegenop: de schaatsende mens kon ook op een 400-meterbaan in de openlucht bewijzen dat men niet van fondant was en dat eventuele wind en koude nou eenmaal in ons bestaan passen zoals zomerse warmte en felle zonneschijn; de natuur, die het altijd van ons wint.

Oud-kampioenen

En dus kwamen de oud-kampioenen samen; inclusief diegenen (Wüst, Sablikova, Pechstein en Kramer) die dit weekend de baan op moesten. In Trouw van vrijdag las ik een artikel van collega Kick Hommes. Hij schreef dat Wüst alleen het fotomoment zou meemaken, maar het diner liet schieten. Drie uur zitten was niet handig voor een atlete die op vrijdag en zaterdag moest presteren; een overigens zeer valide gedachte.

Feit was echter dat Wüst wél aanzat en wél een vorkje mee prikte en dat de andere drie dat ook deden. Met meer dan gezonde tegenzin verlieten ze halverwege het diner de grootmeesterlijke zaal. Wüst haar plaats was direct onder de strenge blikken van de Staalmeesters: ook dat nog.

Hoe ik dat weet? Omdat ik op één meter naast haar stond en haar twijfel zag en proefde. Ze voelde zich toch één met haar omgeving, een gevoel dat bij Kramer nog sterker aanwezig was. Het was prachtig (ja, dat staat er: prachtig) om deze twee Nederlandse veelwinnaars te zien tussen mensen als Karin Enke, Chad Hedrick, Stien Kaiser, Sylvia Burka, Per Ivar Moe en de inmiddels 79-jarige Valentina Stenina die in 1960 wereldkampioene werd en kwiek en vief rondstapte tussen alle pracht van het Rijksmuseum.

Zij, de Russische die in dat jaar won, overigens samen met haar (inmiddels overleden) man Boris in het mannentoernooi, zei dat Wüst er goed aan gedaan had zich een uurtje onder deze buitengewone groep te scharen. Stenina noemde het magie en prees het initiatief van Schenk & Co. Toen ik haar vroeg of schaatsen in Moskou mogelijk was, haalde ze uit: "Maar natuurlijk, het zou fantastisch zijn. Poetin vindt dit ook prachtig." Om er een persoonlijke noot voor mij aan toe te voegen: "Kom maar naar Moskou, ik heb een huis met drie slaapkamers, je kunt bij mij verblijven."

'Een historische avond'

Of het allemaal heroïsche (en sterke) verhalen waren daar in Amsterdam? Of was het alleen maar 'weet je nog wel, oudje?' Zeker niet. Velen, zo niet allen, spraken van een historische avond en bemoedigden het idee van Ard Schenk; buiten schaatsen deed een mens goed.

In een gedreven speech ging voormalig wereldkampioen Johan Olav Koss zijn mede-kampioenen voor door te stellen dat het gevoel ooit wereldkampioen geweest te zijn in deze sport elkaar voor altijd verbond en dat juist dát gevoel door de gangen en nissen van het Rijksmuseum trok. Dat het werkelijk iets magisch had onder kampioenen te zijn. Emese Hunyadi, Eric Flaim, Piet Kleine, Ids Postma en Sten Stensen knikten allen mee: alsof ze achter elkaar, langzaam, maar ritmisch de bocht doorkwamen; mooi pootje over, bijna in slow-motion, allen in cadans. Koss: "Wij zijn allen wereldkampioen. Deze sport heeft ons gevormd en gemaakt tot de mensen die we nu zijn. Het is een fantastisch gevoel nu hier samen te zijn.

Met de statiefoto van het bijna plechtige fotomoment in de vooravond, later keurig aangeboden, gingen allen de Amsterdamse late avond in: de bar lonkte. Bij dat fotomoment had ik een heel bijzondere observatie. Zonder Anni Friesinger en haar man Ids Postma (uniek nu, het enige nog levende echtpaar dat wereldkampioen werd) die klem zaten in het Amsterdamse verkeer, zonder Eric Heiden die op een Amerikaans vliegveld vastzat en zonder Gunda Niemann die om vage redenen afwezig was en bleef (ze moest op vrijdagochtend een schoolklasje trainen in Erfurt, werd er gezegd) vormden de 40 wereldkampioenen een prachtig strak blok aan goed geklede sportlieden met de Nachtwacht als strenge achtergrond.

Pijn aan de ogen

Op enig moment drong een ander mens dan een wereldkampioen zich op aan de groep en wilde ook op de foto bij 'zijn' schaatsers. Het bleek de voorzitter van de ISU te zijn, de Nederlander Jan Dijkema, die graag met de wereldkampioenen samen op de foto wilde.

Ja, ik kon, met enige goede wil, me zijn gevoel indenken, maar neen, het paste niet. Het paste he-le-maal niet, het deed pijn aan de ogen en het bewees eens te meer dat topbestuurders soms, om werkelijk onverklaarbare reden, niet weten hoe het hoort. Als er veertig wereldkampioenen samen staan is het aan geen andere sterveling om daarbij te gaan staan, ook al hebben die sportlieden gereden onder de vlag van 'zijn' ISU.

Ik hoop dat de heer Dijkema in het vervolg goed naar bijvoorbeeld Ard Schenk wil luisteren en zich over zijn weliswaar minieme (maar wel opgemerkte) faux pas wil gaan schamen. Besturen doe je altijd op de achtergrond, wereldkampioenen staan soms vooraan. Vooral als het er veertig bij elkaar zijn.

En niemand, helemaal niemand, moet dan durven aan te schuiven.

Ster advertentie
Ster advertentie