13 is geen ongeluksgetal
- Nieuws
- 13 is geen ongeluksgetal
Eentje moet altijd de eerste zijn: die valt in de Tour de France. Deze twijfelachtige eer ging dit jaar al direct op de eerste dag naar de Amerikaan Lawson Craddock. De renner van EF Education First-Drapac viel bij het aannemen van een tasje met etenswaar. Voorwaar een wat lullige manier om te vallen. Beter is het de kwaliteit van prikkeldraad te testen vanwege een slecht rijdende auto van de Tour-organisatie, zoals Johnny Hoogerland deed in 2011. Of weg te slippen op het kletsnatte parcours van Düsseldorf, zoals Alejandro Valverde in 2017 deed.
Nee, Craddock had gewoon domme pech. En dat was precies het feilloze oordeel van tourcommentator Maarten Ducrot, die zelfs tijdens een 300 kilometer loodrecht parcours de aandacht van de televisiekijker kan vasthouden met een onnavolgbare uitleg over chasse patate, stoempen of aan het elastiekje hangen. Ducrot weet Craddocks val aan zijn rugnummer: 13. En zoals iedereen weet, is dat het ongeluksgetal bij uitstek. Als een wielrenner het gehate en gevreesde nummer krijgt toebedeeld, moet hij het nummer op zijn kop hangen: E1. En warempel, de volgende dag zagen we de gehavende renner inderdaad met een dubbel omgekeerd nummer op zijn rug rijden.
Oorsprong
Natuurlijk weten we allemaal wat er op vrijdag 13 oktober 1307 in het land van de Tour de France gebeurde. Op bevel van Filip de Schone en met hulp van paus Clemens V werden op die nacht zo’n beetje alle hooggeplaatste Tempeliers in Frankrijk gearresteerd. De Tempelorde werd te rijk en te machtig, dus werden ze naar goed rooms-katholiek gebruik beschuldigd van satansaanbidding, sodomie en het kussen van de kont van een zwarte kat.
Of Craddock van de Tempeliers en hun kattig einde wist, weet ik natuurlijk niet. Maar hij kent ongetwijfeld het bijgeloof rond het getal 13. Zijn handelen verraadt hem. En hij is niet de enige in de Tour die een agnostische of zelfs atheïstische kijk op de wereld weet te verbinden met schietgebedjes, kruisjes slaan, gezegende fietsen, wijwater-in-bidons, Christoffel-medailles aan frames, ongewassen sokken, enzovoorts. Gerrie Knetemann waste zijn t-shirt nooit tijdens de Tour en stonk daarmee al snel als een bunzing. Rob Ruigh slaat een kruisje bij elke start. Niki Terpstra scheen nooit te willen weten wanneer zijn vriendin kwam kijken. En na afloop van de hectische tweede etappe van 2018 liet Dumoulin zich ontvallen: "Het is dat ik een atheïst ben, maar anders zou ik er een kruisje over slaan", waarmee hij verwees naar het geluk dat hijzelf niet in één van de vele valpartijen betrokken was geraakt.
Wielerbijgeloof
Het mooiste voorbeeld van wielerbijgeloof ontstond in 2012, de MyKnoaky, een pijlvormig stukje hout van Duits eikenhout dat aan de fietshelm kan worden vastgemaakt. Het idee is van profwielrenner Andreas Klier, die in 2011 als door een wonder op zijn fiets bleef zitten nadat een auto zijn stuur had geraakt. Hij vertelde dat hij na afloop behoefte had aan een stuk hout om op af te kloppen – fietsen zijn van lichtgewicht carbon. Samen met Servais Knaven ontwikkelde Klier daarom de MyKnoaky, afgeleid van het Engelse knock on wood ('op hout kloppen'). Onder andere Tom Boonen, Andre Greipel en Roman Kreuziger lieten zich graag verleiden tot het dragen van een stukje hout.
Je kan het kinderachtig vinden, geloven in kruisjes en stukjes hout. We zijn immers dergelijk bijgeloof toch al lang collectief ontgroeid. Je kan er je neus voor ophalen, echte kerkmensen geloven alleen in God en niet in levenloze objecten, behalve de rooms-katholieken dan, maar die lachen graag om zichzelf. Maar wie als wielrenner in de Tour zich geconfronteerd ziet met drie lange, zware, slopende weken door een brandend Frans landschap, een gemiddelde van boven de 50 km/uur, loodzware competitie, overgeleverd aan het grillige toeval: wie zou er geen religieuze neigingen van krijgen?
Woestijnvaders
Het is met wielrenners als met oud-christelijke woestijnvaders: ze ontzeggen zich vrijwillig de geneugten van een burgerlijk leven, trainen hun lijf tot over de grenzen van het menselijke, weerstaan alle druk van buiten en van binnen, hun ogen op de uiteindelijke overwinning gericht houdend. Het zijn moderne gladiatoren, wiens bloed en zweet ons dierbaarder is dan een welverdiende lauwerkrans. Het zijn onze superhelden aan wiens boevenmenselijke prestaties we ons huiverend kunnen spiegelen.
En daar past een klein beetje bijgeloof heel goed bij. Bovendien: 13 is geen ongeluksgetal, maar gewoon een heel rooms-katholiek getal. Op 13 mei 1917 verscheen Maria immers in het Portugese Fatima. En als je dat weet, rij je gewoon geel graag met Craddocks rugnummer. Hup, Lawson. Je hebt er een fan bij!
Frank G. Bosman in commentator en schreef in 2016 het boekje God heeft ook een fiets. Kleine theologie van het wielrennen (uitgeverij Berne, Heeswijk).