Opinie & Commentaar
AVROTROS

Mart Smeets: 'Echte mannen huilen heel eventjes'

foto: ANPfoto: ANP
  1. Nieuwschevron right
  2. Mart Smeets: 'Echte mannen huilen heel eventjes'

In 1911 werd de Wimbledon finale bij de mannen gespeeld tussen de Nieuw Zeelander Anthony Frederick Wilding en de Brit Herbert Roper Barrett. Neen, mensen betaalden toen geen 200 pond om te mogen toekijken. Er zaten geen 16.000 mensen opeengepakt rond een veld waarvan het dak dicht kon via de druk op een knop.

Er was geen televisie-uitzending die over vijf continenten gevolgd werd door honderden miljoenen mensen, maar het werd wel een opmerkelijke partij. Bij de stand 6-4, 4-6, 2-6 en 6-2 kwam Barrett uit zijn stoel en vertelde aan de umpire en zijn tegenstander dat hij zich te geblesseerd voelde om de vijfde set te gaan spelen. Hij gaf zijn tegenstrever een hand en bedankte hem voor de prettige partij. ''Sorry chap'', was het antwoord en een klopje op de rug van de Brit.

Het was de laatste keer dat een finale op Wimbledon niet uitgespeeld werd. Wilding, een van de beste tennisspelers ter wereld in de eerste vijftien jaar van de 20e eeuw, won viermaal achtereen Wimbledon en was een bekend figuur in society-kringen in die dagen. In de maanden dat er niet gespeeld werd, gaf hij Engelse les aan adellijke kinderen in Hongarije en Pruisen. Men roemde zijn taalkunsten, hij was daarnaast een zeer goed cricketspeler en leefde zichzelf ook uit op snelle (?) motorfietsen, waar hij menig grote wedstrijd wist te winnen in Europa en Amerika.

Hijzelf was van zeer goede komaf; zijn ouders waren Britten die naar Nieuw Zeeland trokken en hij werd in Christchurch geboren. Omdat hij wilde leven als een gentleman en zich bewust was dat jonge, sterke mannen ook inzetbaar waren in oorlogstijd, sloot hij zich tijdens de Eerste Wereldoorlog aan bij de geallieerde troepen; overigens op aanraden van ene Winston Churchill.

Op 9 mei 1915, een kleine vier jaar na de bewuste finale op Wimbledon werd hij door vijandelijk vuur geraakt en stierf hij, 31 jaar oud. Hij werd begraven tussen andere slachtoffers van de dag; niemand wist dat hier de winnaar van 114 tennistitels lag, een man die 75 maal wist te winnen op gravelbanen en die in één seizoen eens 23 titels binnenhaalde. De laatste twee feiten zijn nog altijd records. Hij was een grote, sterke man met manieren, die op het punt stond een beroemde Amerikaanse Broadway-ster te huwen, totdat de dood hem tegenhield.

Volgens gegevens van de wedstrijd tegen Barrett hielden beide mannen het toen droog op Wimbledon. De Brit gaf op, er volgde een stevige handdruk en vervolgens de schouderklop ter troost. Geen van beiden liet tranen vloeien. Als gentlemen gingen ze uiteen.

Gisteren huilde eerst Martin Cilic op het heilige gras van de All England Tennis Club en vlak nadat de zeer eenzijdige finale afgelopen was en Roger Federer zijn achtste titel had binnen gehaald, werd het de Zwitser even te veel en stroomde ook hij kortelings over van het opwellende oogvocht.

Tennisfinales waar Federer in uitkomt, worden over het algemeen vergeleken met kunstwerken. De bijna complete sportvolgerswereld is op de hand van de gentleman die daar met een simpele Rolex om de pols en de meest minzame glimlach die het opperwezen ooit uitgedeeld heeft, trots stond te wezen.

Federer is zo goed en zo beschaafd in alles dat hij doet, dat we hem bijna ongegeneerd aan ons hart drukken. Hij heeft nauwelijks zwakke kanten; zijn bewegingen verlopen vloeiend, zijn passing is ongekend, zijn service is schroeiend, zijn baanaanwezigheid doet denken aan volmaaktheid.

En dan is het 6-3, 6-1 en 6-4 geworden en dan zit de Zwitser even rustig in zijn stoel en dan laat de BBC beelden zien van de box van de familie Federer. We zijn, trouwe volgers die we allen zijn, gewend geraakt aan die twee tamelijk vrolijk ogen meisjes die er weleens opduiken, maar vandaag, voor het eerst in hun bestaan op deze wereld, mag ook de tweede tweeling, de twee kleine mannen, mee naar de finale waarin papa speelt.

De beelden die op zachte, nauwelijks sensationele of paparazzi-achtige wijze aan ons vertoond worden, vertederen en maken ons als mens zacht. Ja, dat staat er: zacht. Federer knijpt zijn ogen even toe en ziet hetzelfde beeld, maar dan vanuit zijn positie vanuit die stoel aan het veld. Ineens pakt ook hij een handdoek en je ziet hem breken. Hij heeft het beeld van zijn box voor ogen: daar staat zijn hele gevolg, maar daar zijn vooral die twee tweelingen bij elkaar; de meiden, eender gekleed, de kleine mannen ook. De grote, stoere, altijd met overleg levende sportman breekt, zoals waarschijnlijk ieder mens zou breken.

Het plaatje is te mooi; die vier blonde koppies bij elkaar, mamma achter hen, een nanny in de buurt en anders zijn er nog wel oma’s en opa’s die kunnen helpen.

Het is o zo goed te begrijpen dat de allerbeste tennisser ter wereld hier van volschiet.

Hij dept de ogen, zoekt evenwicht en vindt die.

Het is een prachtige, korte huilbui.

We, de hele wereld, iedereen die het gezien heeft, begrijpt het.

We slikken en zuchten en slikken nogmaals.

Wat kan het kijken naar emoties bij een ander een mens toch week maken.

En hoe anders was dat niet in de tweede set van de wedstrijd toen de Kroaat voor enige tijd zijn hoofd onder een handdoek parkeerde. Ook hij snotterde, maar we begrepen met een paar honderd miljoen toekijkers toch niet echt waarom hij dat deed. Had hij pijn? Waar? Was het een oude blessure? Had men die goed verborgen gehouden? Was het puur geestelijk? Wat was het?

Ik schakelde langs een aantal kanalen, maar de complete bezetting van de commentatorhokjes kwam niet verder dan gissen. Ja, hij was even uitgegleden en op de bips uitgekomen, maar was dat reden om nu te gaan zitten janken? Had hij een spiertje gescheurd? Was het fysieke pijn? Zat het in zijn kop?

Later, heel veel later, werd de toedracht duidelijk. Een rottig vervelende blaar onder de linker voet, opgelopen in de partij tegen Querry, bleek dermate opspelig te zijn dat de pijn het ging winnen van de hersens van de Kroaat. Het begon als een fysieke malheur en het werd een geestelijke pijniging.

Hij besefte dat hij, gestuurd door de pijn in zijn voet, niets meer kon doen in de misschien toch al verloren strijd. Hij stond een set achter, plus een duidelijke 2-0 in de tweede set en hij kreeg zijn lichaam niet meer in de ideale stand om zelfs maar acceptabel tennis te spelen.

En dus voelde hij zich alleen, verlaten door zijn lijf. Moest hij opgeven?

Twijfel.

Kon je dat maken? Opgeven in de finale? Hij kon niet beter meer, liet artsen en organisatoren langskomen, maar nergens snapte iemand wat er nou precies met hem aan de hand was. Dat het ergens niet goed zat bij Cilic was duidelijk, maar hoe, wat, waar, waarom?

Mede door dit grote vraagteken dat boven de eenzijdige partij bleef hangen, bleef er weinig over van de vaak hemelse gevoelens die mensen hebben als zij naar een boeiende wedstrijd van een vol op stoom spelende Federer hebben gekeken.

Neen, het was lauwe thee, jammer, maar waar.

Totdat de tranen bij Federer verschenen. Toen kregen we weer wat meer houvast in ons bestaan van sportfan. De Zwitserse grootheid kon ook gewoon, gevangen door het fabelachtig mooie beeld van zijn twee tweelingen, menselijke eigenschappen tonen. Hij kon janken. Het was jammer dat we het huilwerk van Cilic niet eerder uitgelegd kregen. Het had hoogstwaarschijnlijk ons acceptatievermogen anders gemaakt.

En overigens: echte mannen mogen huilen. Vroeger, nu en in de toekomst. In 1911, na de afgebroken finale, gebeurde dat dus niet. In 2017 werd de finale net niet afgebroken en dat was maar goed ook want dat gebeurde wel in tien andere partijen tijdens het mannentoernooi van dit jaar.

Dat is ook weer een record.

Waar we overigens niet van volschieten, maar waar we wel een dik vraagteken achter mogen plaatsen. Hoe fysiek kwetsbaar zijn de toptennissers van heden? Wat is dit voor een trend? Vroeger bestond het dat topspelers rechtstreeks de loopgraven van Noord Frankrijk ingingen.

Ster advertentie
Ster advertentie