De beginjaren van cabaretier Bert Visscher: zaaltjes met vier man publiek
- Nieuws
- De beginjaren van cabaretier Bert Visscher: zaaltjes met vier man publiek
Bert Visscher heeft zich aan het begin van zijn carrière regelmatig afgevraagd waar hij mee bezig was. Hij maakte zinloze ritten naar zaaltjes diep in de klei voor vier man publiek. In Kunststof vertelt hij dat dat jaren later de leukste verhalen opleverde op voor zijn boek: Dat wordt nooit wat.
Video niet beschikbaar
Bert Visscher, cabaretier en theatermaker maakt sinds de jaren negentig solovoorstellingen. Totale gekte zonder enige structuur zoals hij het zelf noemt. Zijn laatste voorstelling, 'Hij wordt vanzelf moe', een uitspraak van zijn moeder en het thema van zijn jeugd, werd vorig jaar maart afgebroken. Hij speelde een lange reeks voorstellingen in Theater Carré en wil daar nog 45 voorstellingen van afmaken zodra de theaters weer open gaan.
Ventilatiegrap
Het begon met jaren waarin hij soms voor vier man speelde. En regelmatig waren er helemaal geen bezoekers. Bert Visscher: "Die lege zaaltjes. Dan maak je een grap en dan hoor je alleen het geluid van het ventilatiesysteem. Mijn technicus achter in de zaal keek me dan aan met zo'n blik van: Visscher staat nu heel erg dood te gaan." Inmiddels is de ventilatiegrap een begrip dat rondgaat onder collega's. "Met Erik van Muiswinkel bijvoorbeeld. Hij neemt altijd de telefoon op en doet dan het geluid van wuivende palmen en flamingo's na. Met andere woorden; nu je me belt lig ik op het strand met een dikke sigaar. Alsof hij op de Bahama's ligt. Als iets heel slecht is, is het voor ons een ventilatiegrap."
Koffer met rotzooi
Net als collega's van zijn generatie, Brigitte Kaandorp en het duo Waardenberg en de Jong, begon hij midden jaren tachtig in de kleinste zaaltjes van Nederland op bedrijfsfeesten en in schoolkantines. Bert Visscher: "Je kon het nog amper een voorstelling noemen, ik had gewoon een koffer met rotzooi waar ik van alles uithaalde. Er was amper een clou maar altijd wel een heel lange aanloop."
De zaal affikken
"Ik wilde dat podium op, maar je moest het in die tijd van mond-tot-mondreclame hebben. Er was geen internet, geen Facebook of Twitter; het duurde veel langer voor je iets had bereikt als artiest. Ik had mezelf tot mijn dertigste gegeven om het te proberen. Ja, dat is een jaar of vijf afzien geweest. En waarom ik dan toch doorging? Op een gegeven moment werden er theatermarathons georganiseerd met alle jonge acts die er toen waren en mocht je een half uurtje doen. Daar zaten de zalen wel vol en toen merkte ik dat ik de zaal toch kon affikken. Dat gaf mij het idee dat proberen toch de moeite waard was.
Natuurlijk staan in het boek vooral de sneue verhalen, de mislukkingen. Dat is toch het leukste. Ook ontzettend leuk om te schrijven, omdat het allemaal goed is afgelopen. Ik had optredens in een aula van een middelbare school. Riep ik: nu allemaal je muil houden en dan vlogen de bananen, smarties en lunchpakketjes naar je harsens. Dan ging ik daarna op m'n fietsje naar huis en dan wist je weer: dit is vrij erg.
Optreden bij studenten verenigen was het allerergste
Optreden bij studenten verenigen was het allerergste. De meesten waren dan straalbezopen en niet geïnteresseerd in wat je kwam doen. Ik dacht alleen maar aan de gage waarvan ik een nieuwe achterbank voor mijn Renaultje 4 kon betalen. Dat heb drie keer gedaan en dat nooit meer. Ik heb in de slaapkamer van mijn zoon een kopie van mijn testament gehangen. Als hij bij het studentencorps zou gaan, verscheur ik dat."