Kees ’t Hart bewijst dat een literaire roman niet serieus hoeft te zijn
- Nieuws
- Kees ’t Hart bewijst dat een literaire roman niet serieus hoeft te zijn
[AVROTROS] In de Nieuwsshow bespreekt een recensent elke week drie boeken in de Boekenrubriek. Deze week is de beurt aan Onno Blom. Onno (1969) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde en Culturele Studies. Hij was literair redacteur bij Trouw en hoofdredacteur van Uitgeverij Prometheus. Tegenwoordig is hij werkzaam als freelance journalist en literair criticus. Schrijven doet Onno Blom ook, zo schreef hij de boeken Het fotografisch geheugen en Zijn getijdenboek, een geïllustreerd biografisch portret van Harry Mulisch.
Kees 't Hart, Wederzijds
Onder critici wordt het nogal eens verdacht gevonden als een schrijver onweerstaanbaar grappig is. Zou een literaire roman niet vooral serieus moeten zijn? Kees ’t Hart bewijst in zijn rijke romanoeuvre het tegendeel. Hij is een intelligent, vernuftig auteur – en misschien wel ‘serieuzer’ dan je denkt – die tegelijk in staat is om je te laten schateren van het lachen.
Niet zelden raken de personages van Kees ’t Hart in de ban van een idee dat op een daverende verschrikking uitloopt. Zo is het ook in Wederzijds. Een vriendelijke conrector, die met zijn twintig jaar jongere vriendin Wies in een mooi huis in een niet al te beste buurt van Den Haag is gaan wonen, krijgt meer en meer last van overlast. Zijn gevel wordt onder de graffiti gespoten en in het kunstenaarscentrum achter zijn huis wordt zo luidruchtig feestgevierd dat hij geen oog meer dicht doet. Zijn kalme reacties – overschilderen en vragen of het wat zachter kan – bieden geen soelaas.
Op een dag krijgt hij hulp aangeboden van een onbekende, die bij een organisatie blijkt aangesloten die ‘Wederzijds’ heet. Die organisatie biedt de helpende hand, in ruil voor een tegenprestatie. Het blijft vaag wat die tegenprestatie inhoudt. Maar feit is dat de gevel van de conrector niet meer wordt beklad. En van herrie heeft hij ook geen last meer, nadat het hele kunstenaarscentrum in de as wordt gelegd.
Daarna gaat het van kwaad tot erger. De zenuwpezerige conrector laat zich meeslepen door de leden van Wederzijds, die anoniem blijven als in een communistische cel. Hij krijgt vreemde opdrachten van onbekenden. Levert sleutels af, bergt een fiets op en zit ergens te posten. Pleegt dubbelhartige telefoontjes. De acties van Wederzijds lopen steeds verder uit de hand, zo leest hij in de krant. En hij raakt verder verstrikt in de organisatie. Hij wil eruit, maar slaagt daar niet in.
De conrector doet op stuntelige wijze verslag van wat hem allemaal overkomt. Hij struikelt van de ene bedreigende situatie in de ander, terwijl zijn vriendin Wies hem steeds tegenspreekt of aanvult. Overal ontwaart hij de hand van Wederzijds én van de concurrerende organisatie Vice Versa, die ook de kop op steekt. ‘Paranoïde apekool,’ noemt Wies veel van zijn hersenspinsels.
Zo neemt ’t Hart in zijn roman op komische wijze van alles tegelijk op de hak: de PVV-achtige woede over overlast in moeilijke wijken én de volstrekt naïeve wijze waarop intellectuelen daarop reageren. Maar ook de taal die hoort bij maatschappelijke moeilijkheden. Op school wordt de conrector ‘probleemeigenaar’ gemaakt van een lastige kwestie (pornografische foto’s van een leerlinge op het internet). En de politierechercheur die hem het vuur aan de schenen legt vanwege alle wraakacties die in zijn nabijheid plaatsvinden, lijkt een studie te maken van politieclichés. ‘Wij doen verder geen mededelingen.’ ‘Het sporenonderzoek is nog niet afgerond’.
In Wederzijds klapt valluik onder valluik open, totdat een ouderwetse climax daar een einde aan maakt. Tot die tijd – ‘onderweg’ luidt het codewoord waarmee de leden van Wederzijds elkaar kunnen herkennen – zit je te schudden van het lachen. Toch sla je het boek óók dicht met een knagend gevoel: is het verslag van de arme, getergde conrector eigenlijk wel te vertrouwen geweest? Heeft hij niet zelf veel meer de hand gehad in enkele gewelddadige acties dan hij je wil laten denken? Het zou best kunnen dat Kees ’t Hart niet alleen zijn personages, maar ook zijn lezers op superieure wijze om de tuin heeft geleid.
Annelies Verbeke, Halleluja
In Halleluja, de jongste verhalenbundel van Annelies Verbeke, wordt steeds in een paar pagina’s een wonderlijke metamorfose in iemands leven beschreven. De juichende titel van de bundel moet met argwaan worden gelezen: Een baby huilt uit bitter plezier omdat hij zijn hele toekomst al kent. Een schrijfster wordt wakker als een beer.
Doeschka Meijsing, Hoe verliefd is de lezer?
In Hoe verliefd is de lezer? zijn de mooiste beschouwingen gebundeld van Doeschka Meijsing, die op 30 januari vijf jaar geleden overleed. Haar stem wordt in de letteren node gemist. Deze stukken zijn Meijsings scherpzinnige ode aan het lezen, aan geliefde schrijvers als Nabokov, Borges en Vestdijk, maar ook aan Kuifje en Sophia Loren.
Luister de Boekenrubriek terug: