'Nieuwe kankermedicijnen werken niet altijd beter dan bestaande'

"Het geldt ook voor medicijnen die niet via een snelle procedure gaan, er is gewoon informatie waaruit blijkt dat ze niet beter zijn. Bij de snelle procedure is er geen informatie of de medicijnen van toegevoegde waarde zijn", zegt Lourens Bloem, onderzoeker aan de Universiteit Utrecht, in het NOS Radio 1 Journaal.

Toegevoegde waarde

Uit het onderzoek van de universiteit blijkt dat maar liefst 41 procent van de onderzochte nieuwe kankermedicijnen geen significante voordelen biedt. "60 procent heeft dan wel een bepaalde mate van toegevoegde waarde. Ze zijn dan niet substantiële waarde, maar het kan ook zo zijn dat ze van beperkte waarde zijn", zegt Bloem. "Als maatschappij moeten we ons afvragen waar we ons zorgbudget aan willen besteden, zeker gezien de hoge prijzen van deze medicijnen, moeten we echt goed nadenken wat is het ons eigenlijk waard? Ik denk dat 40 procent dan nogal een fors getal is."

Winst

Het onderzoek keek naar de ontwikkelingskosten van de medicijnen. "Als je kijkt naar wat ze verdienen aan de middelen: binnen drie jaar tijd na goedkeuring heeft meer dan de helft van de middelen hun ontwikkelingskosten terugverdiend." Veel fabrikanten maken binnen 3 jaar winst op deze medicijnen. "Dat zetten we dat dan af tegen de toegevoegde waarde, en een groot deel heeft dat niet."

Systeem

Bloem hoopt dat dit onderzoek een discussie aanwakkert. "Is dit systeem wel goed genoeg? Moeten we niet naar een ander systeem waarin we beter inzicht hebben in die toegevoegde waarde en beter geïnformeerd keuzes maken over waar we voor betalen en hoeveel we betalen?"

"Wat we hier zien is een belangrijk verschil in tussen wanneer geneesmiddelen op de markt komen, met welk bewijs en wanneer we naar toegevoegde waarde kunnen kijken van vergoeding van geneesmiddelen. Die twee besluiten lopen niet met elkaar in lijn", zegt Bloem. "Het zijn besluiten die op een ander moment worden genomen en ander bewijs voor nodig is. Instanties zouden eigenlijk veel eerder met elkaar in gesprek moeten gaan om te kijken welk bewijs ze nodig hebben, ook voor die toegevoegde waarde te kunnen meten."