De stilte van een eenzame schreeuwer
- Nieuws
- De stilte van een eenzame schreeuwer
Ja, het is bij ons thuis gewoonte om op de 4e mei laat in de middag thuis te komen, gezamenlijk te eten en dan in gepaste stilte de avond, of in ieder geval het begin van de avond, door te brengen. Dat zit al heel erg lang in mijn bestaan gegrift. Juist met de paplepel.
Mijn vader kon ongemerkt boos, soms zelfs stomend boos, worden als iemand tijdens de twee minuten stilte op een knetterende brommer door de straat reed. Bij ons thuis hing een dwingende, zware stilte, ik denk zelfs dat bewegen er ook niet van kwam.
De oorlog
Nee, mijn vader vertelde er nooit over. Niet over zijn soldaat zijn aan de Grebbenberg bij Wageningen, niet over het moment dat hij gevangen genomen werd door de Duitsers, niets over zijn tijd in Bussum en Amsterdam, niets over de twee etmalen dat hij stil in een dakgoot had moeten liggen om de Duitsers te ontlopen, de vijand die achter hem aanzat.
Vertelsessies van mijn moeder
Dat alles heb ik, in twee lange vertelsessies, van mijn moeder gehoord toen hij al dood was. Zij snapte waarom hij verkoos te zwijgen en legde dat uit. In minieme bewoording, net alsof ze hem alsnog geen pijn wilde doen.
Mijn oma en opa moesten uit Arnhem vluchten. Alle bezittingen van waarde die ze in een klein koffertje mee konden meenemen op de bagagedrager van een fiets zonder luchtbanden werden door de Duitsers onderweg ingepikt.
Ze schuilden voor bombardementen op de Veluwe, op weg naar Apeldoorn. Mijn opa heeft me het verhaal in de jaren zestig verteld. Over hoe het is als jonge Duitsers met een bajonet in je rug steken: “Scheller gehen bitte…”
Over de enorme honger, het eten van bloembollen, het leegschrapen van pannen en beslissen of de laatste guldens omgezet moesten worden in brood of warm eten. Over ziek zijn in de open lucht, als ze sliepen op de hei, met altijd (zoals hij zei) die rotmoffen die je spullen afpakten en brutaal waren. Over de doden langs de weg, kinderen ook. Hij vertelde wél en hij en oma overleefden maar net de oorlog.
Eenmaal terug in hun eigen huis in Arnhem, sterk vermagerd en doodmoe, troffen ze Canadese militairen aan die rustig en op hun gemak de bibliotheek van opa doornamen. Over hoe ze daarna een verstopte fles wijn samen leegdronken en hoe mijn opa de Canadese jongens bedankte voor hun inzet. Ze mochten die nacht blijven slapen.
Lopen van Scheveningen naar Arnhem
En via mijn moeder en mijn opa hoorde ik van de enorme reis die mijn andere oma ondernomen had. Ze woonde in Scheveningen, was weduwe, had knallende honger en geen cent meer om aan eten te komen. Ze had wat kleren in een klein tasje gepakt en was gaan lopen. Ja, lopen. Van Scheveningen naar Arnhem.
Ze was dik in de zestig en had bij boeren en wildvreemden geslapen. Bij Ede had een boer haar een lift op zijn wagen gegeven en had haar twee boterhammen toegestopt. Ze had de man twee kussen op de wangen gegeven. In Arnhem had ze haar zoon (mijn vader) voor het eerst sinds tijden (jaren, maanden?) weer gezien en slechts gevraagd: ”Hoe gaat het jongen?”
Twee weken later was ze weer terug gaan lopen, Arnhem moest geëvacueerd worden, zij koos voor haar huis in Scheveningen, zij ging met mijn ouders de Veluwe op om later, af te buigen naar de kust. Ze had slechts gezegd:” Ik red me wel” en dat had ze gedaan.
Na de bevrijding was ze met een vrachtwagen vol ex-militairen weer naar Arnhem gereisd. Het eerste waar ze om vroeg was een kop thee en wellicht iets te eten. Ze had veel doden onderweg gezien. Ze heeft me er een keer, in een lange sessie, over verteld. Ze was zo’n sterk, klein, lief wijffie, mijn oma.
Mijn vader zweeg
Mijn vader zweeg. Hij droeg de oorlogsjaren als een juk, zwaar op de schouders. Nooit opende hij zelfs maar een kleine vertelling. Maar op de 4e mei zat hij stil, met een sigaret tussen de vingers en zakte ver weg in zijn herinneringen. Hij zei niets en wij vroegen niets. Wel stelde hij ooit: “Blijf deze dag eren, voor nu en nog eens, voor altijd. Beloof het me…” En dat deed ik, dat deed mijn moeder, dat deed mijn broer.
Had U gisteren ook dat bijna weerspannige gevoel in Uw lijf van “Als die idiote schreeuwer zijn grote bek maar houdt…” Ik wist het: in onze democratie mag iedereen zeggen wat ie wil. Hij dus ook. Maar op deze avond? Op dit moment?
Ik zag hem kort in beeld en voelde een giftige wolk van antipathie opkomen. Ik wist dat zulks niet goed was. Lichte tolerantie dan maar? Als hij zijn acties wilde doorzetten, daarom was het leven in ons land zo fijn en vertrouwd. Hier mocht en kon immers veel, nietwaar?
Die eerste kreet vanaf de Dam deed mijn haren recht overend komen. Ik zag mijn ouweheer voor me, zoals hij die 4e mei altijd beleefde; zijn blik, zijn waterige ogen, zijn ineens gebroken stem. Dat alles had ik geërfd en ik zei hardop in de beklemmend stille kamer: ”Laat het niet gebeuren. Alsjeblieft, laat het niet gebeuren.”
Wij zijn wereldkampioen tolerantie
De 4e mei ’s avonds is de moeilijkste avond van het jaar en zal dat ook altijd blijven. Je zit in vrijheid en kijkt naar vrijheid, je hoort een mooi gedicht voorgedragen worden en je schiet vol als Wim Kok in beeld komt. Je houdt even je adem in; de man ontroert, net zoals twee omaatjes die, slecht ter been, aan de arm van hun kleinkinderen de trappen rond het Monument beklimmen. Je kijkt naar de kromme knokkels van een militair van hoge leeftijd. De man salueert bijna bevend.
Een zonnestraal trekt een spoor over het hoofd van de koning, Job Cohen staat spreekwoordelijk tussen de mensen en verder is en blijft het stil. Later hoor ik dat de schreeuwer van net voor achten is aangehouden. Medelijden overheerst. Een gestoorde wellicht. Zielig.
In ons land mag veel, zo niet alles; wij zijn wereldkampioen tolerantie. Echter op deze avond niet. Boven mijn bureau staat de foto van mijn al lang geleden overleden ouders. Ik kijk en blijf stil zitten. De klok tikt en is hoorbaar. Ik zit letterlijk ouder te worden, terwijl ik terugval in mijn herinneringen. Neen, dat komt niet vaak voor, maar deze avond dus wel.
Alles mag bij ons, zo zit democratie in elkaar, het is onze manier van leven achter de duinen. Je mag dus, in vrijheid, ook gaan schreeuwen en protesteren, ook op deze avond. Respect? Dat is zo’n groot woord voor sommigen.
Dus? Blijf het verhaal vertellen, ook al deed die ouwe van mij dat dus niet. Hij nam het mee in zijn graf. Dat laatste facet heb ik overigens geaccepteerd, maar niet van harte. Wel vol respect.
Het bleef bij die ene, of was het anderhalve, schreeuw.
Goddank.