Nederlander zijn maar niet zo behandeld worden: tijd om een boekje open te doen
- Nieuws
- Nederlander zijn maar niet zo behandeld worden: tijd om een boekje open te doen
Al 43 jaar is Naeeda Aurangzeb Nederlander. Al die jaren krijgt ze dagelijks opmerkingen over haar culturele achtergrond en religie. Soms een grap, soms goedbedoeld maar daarom niet minder pijnlijk. En, soms openlijk racistisch en wreed. Ze schreef er het boek ‘365 dagen Nederlander’ over en vertelt in De Nieuws BV waarom het tijd was om een boekje open te doen.
Video niet beschikbaar
Zonder dat ze het doorhad, vertelde Aurangzeb vaak aan vrienden allerlei scenes: “Hé, weet je wat er bij de bushalte is gebeurd?” Vaak moesten haar vrienden lachen, maar ze stonden ook versteld van de situaties. Toen ze tijdens een wandeling met een vriend weer met een verhaal kwam, zei die vriend dat ze de verhalen op papier moest zetten. Eenmaal begonnen met schrijven, rolden de verhalen er allemaal uit, vertelt ze.
Te lang stil geweest
Het schrijfproces was hilarisch en pijnlijk, vertelt Aurangzeb: “Soms heb ik ook ontzettend hard gelachen in mijn eentje.” De eerste opmerking die in haar herinnering naar boven kwam was van haar buurmeisjes Linda en Sandra. Zij vroegen, toen Aurangzeb nog jong was of ze haar kleding mochten lenen voor Carnaval. Destijds moest Aurangzeb enorm huilen om de opmerking en rende ze naar haar moeder om het voorval te vertellen.
Er is volgens Aurangzeb ook heel veel wel gezegd, maar er is altijd veel meer niet gezegd over dit soort pijnlijke opmerkingen en situaties. “Er is ook door mijzelf veel meer niet gezegd”, vertelt ze. “Ergens denk je: Als ik stil bent, dan verknal ik de harmonie niet”, en dat zorgt er volgens haar voor dat je je mond dan maar houdt. Alleen verandert er dan ook niets.
Volgens haar zijn er veel witte Nederlanders die ook dingen zien die niet oké zijn, en tegelijkertijd denken: ik heb geen zin om mijn baan op het spel te zetten. Of, ik heb geen zin om ruzie te maken met m’n vrienden op een verjaardag. “Die horen wel dat er dingen worden gezegd die echt niet kunnen, maar die houden ook hun mond”, zegt Aurangzeb.
Patronen
Het schrijven van de verhalen was voor Aurangzeb een pijnlijk proces: “Halverwege het schrijven ben ik gestopt omdat ik heel veel pijn voelde”, zegt Aurangzeb. Maar ze wist dat ze door moest en op een gegeven moment zag ze patronen.
Allereerst viel het Aurangzeb op dat witte Nederlanders over het algemeen denken dat ze nieuwsgierig zijn, maar het uiten in betweterigheid. Volgens haar hangt er vaak aan de vermeende nieuwsgierigheid een oordeel: er zit iets onder. Bijvoorbeeld krijgt Aurangzeb de vraag waarom ze haar linzensoep niet maakt volgens het recept van Ottolenghi maar volgens het recept van haar moeder. “Linzensoep is pas een échte linzensoep als je hem maakt volgens Ottolenghi”, dat is het oordeel, vertelt ze. “Dus witte Nederlanders bepalen de norm en hoe iets moet.” Volgens Aurangzeb zit daarin een ‘keihard oordeel’: dat zij zich afvragen waarom je het niet doet zoals zij het doen.
De andere rode draad die opviel tijdens het schrijven is: “Als gekleurde vrouw ben ik Nederlander, totdat ik vanuit de liefde voor ons land iets zeg. Dan ontstaat er ineens frictie”, vertelt Aurangzeb. Volgens haar mogen zij, de witte Nederlanders, wel iets zeggen als Rutte iets doet. Maar op het moment dat zij iets over Rutte zegt, dan krijgt ze naar haar hoofd geslingerd: “En Erdoğan dan?”
Hilversum
Aurangzeb werkt zelf in de media, ook daar heeft ze verschillende verhalen over. Tijdens een werkoverleg van Radio 1 kwam een eindredacteur naar haar toe: “Redacteur Hamza is een Arabier, een geboren macho dus. Als je last van hem hebt, dan moet je het zeggen”. Aurangzeb heeft deze opmerking bij alle vier de omroepen waar ze heeft gewerkt, gehoord. “Er is altijd een eindredacteur of eindredactrice geweest die mij erop heeft gewezen dat er een man van kleur werkt op de redactie en dat als ik daar last van heb, omdat hij vanuit zijn cultuur of religie geen kritiek van vrouwen duldt, ik me dan moest melden”, zegt ze.
Er zit volgens haar dus een beeld bij hen dat Marokkaanse mannen, Moslimmannen, Arabieren en Turken niet tegen kritiek van vrouwen kunnen. “Als ik als vrouw van kleur al word gewaarschuwd voor deze collega’s van kleur, dan ben ik erg benieuwd wat deze eindredacteuren dan zeggen tegen witte vrouwen”, zegt Aurangzeb.
Ook geeft ze een voorbeeld van een opmerking waar ze weken last van heeft gehad. Het was op een redactievergadering over de #Metoo-discussie. De eindredacteur wilde aandacht geven aan de discussie, maar niet door daders of slachtoffers te spreken. Aurangzeb stelde voor om mannelijke BN’ers met dochters uit te nodigen en met hen het gesprek aan te gaan over of ze wel of niet het onderwerp seksualiteit ben hen bespreken.
Ze stelde Abdelkader Benali, die het boek ‘Brief aan mijn dochter’ schreef, en een ander Nederlandse man van kleur voor. De eindredacteur antwoordde daarop: “Goed idee, dan kunnen ze direct vertellen hoe dat is in hun cultuur”. Het deed haar pijn want Benali is een Nederlandse schrijver met veel boeken op zijn naam “Maar in het hoofd van deze eindredacteur is hij niets meer dan zijn cultuur, niets meer dan een Marokkaan”, zegt ze.