Gevaarlijke stoffen verdwijnen niet uit straatbeeld: wat moet er veranderen?

Onlangs werd nog bekend dat de NS zijn medewerkers niet genoeg zou hebben beschermd tegen Chroom-6, een kankerverwekkende stof die in verf werd gebruikt. Als nu blijkt dat een stof giftig is, wordt er pas laat gereageerd, vindt De Boer. "Eigenlijk doen we er een soort wereldwijd experiment mee. Pas als we erachter komen dat het in moedermelk of andere zaken zit, moet het weg. Zo zadelen we andere generaties met het probleem op."

Gemiste verantwoordelijkheid

Producten voor uitwendig gebruik worden tegenwoordig getest en gecontroleerd, bijvoorbeeld op inslikgevaar bij jonge kinderen. Maar op giftige stoffen worden ze niet gecheckt. De Boer legt uit waarom dat is: "Chemieconcerns testen hun producten niet van tevoren, bij bulkchemicaliën hoeft dat niet. Denk dan bijvoorbeeld aan stoffen die in verf of computers zitten. Soms komen we pas laat achter dit soort misstanden, maar in andere gevallen heeft de industrie het lang geweten. Dat is een stukje gemiste verantwoordelijkheid", aldus De Boer. Hij stelt dat fabrikanten best naar alternatieven kunnen zoeken, maar om de prijs te drukken gebruiken ze goedkope producten die mogelijk schadelijker zijn.

Controleren

Fabrikanten kunnen nu vaak lang doorgaan met het gebruik van schadelijke stoffen, zonder dat duidelijk is of deze gezondheidsproblemen veroorzaakt. "Vaak komen dit soort verhalen pas aan het licht nadat iemand zich met gezondheidsklachten meldt. Dan is nog niet meteen duidelijk waar dat precies vandaan komt. Voordat dat duidelijk is ben je alweer een tijdje verder", stelt De Boer. Hij is daarom blij dat Europese wetgeving strenger gaat toezien op het gebruik van schadelijke stoffen. Hij is helder naar de fabrikanten: "Controleer chemische stoffen van tevoren op bijeffecten, net als medicijnen."