In de jaren '50 was de Donald Duck voor iedereen te duur
- Nieuws
- In de jaren '50 was de Donald Duck voor iedereen te duur
Nelleke Noordervliet ziet hem nog zo voor zich: de eerste Nederlandse Donald Duck. Met dat eerste nummer moest ze het ook even volhouden, want de wekelijkse uitgave was voor velen in de jaren '50 niet weggelegd. Maar zo was het nu eenmaal. "Iedereen moest elk dubbeltje omdraaien."
Video niet beschikbaar
Op 25 oktober 1952 gebeurde er iets belangrijks. Het eerste nummer van de Nederlandse Donald Duck kwam uit. Donald Duck als brandweerman. Beginnend met Donalds droom van heldhaftigheid eindigt het met een natte dweil. Ik zie de tekeningen nog voor me. Het was een perfecte marketing- en reclamestunt van de uitgever. Alle Nederlandse kinderen – ja, u hoort het goed - alle Nederlandse kinderen vonden een exemplaar in de brievenbus. Het was even een investering maar de klapper was het geld dubbel en dwars waard. Sinterklaas moest en zou in menig huishouden een jaarabonnement op het stripblad in massaal gezette schoenen stoppen. Ouders konden de smekend geheven kinderhandjes niet negeren. Donald Duck werd een huisvriend, waar elke week naar werd uitgekeken.
Dat er ergens in Den Haag mensen oesters aten en dure wijn dronken, wisten we niet
Ik moest het doen met dat ene nummer - vandaar dat ik het uit mijn hoofd kende. Ik had niet eens een poging gewaagd mijn moeder te vermurwen. Het antwoord was nee, wist ik. Er hebben misschien ook pedagogische overwegingen aan ten grondslag gelegen, maar de boventoon werd gevoerd door de economische bezwaren. Zo’n abonnement was duur. En de jaren vijftig mogen dan misschien niet saai zijn geweest, ze waren wel sober. Het overgrote deel van de bevolking had het niet breed en daar zou nog eens de bestedingsbeperking bij komen. Wat wij ons konden veroorloven heet nu armoede, maar dat werd niet zo gezien door mijn ouders. Iedereen moest elk dubbeltje omdraaien. Er was geen opzichtige luxe aanwezig in ons blikveld. Dat er ergens in Den Haag mensen oesters aten en dure wijn dronken, wisten we niet. Mijn moeder kon uitstekend met geld omgaan. Vandaar: geen Donald Duck.
Wat er wel kwam was de leesmap. Die was voor het hele gezin. Het was een niet de veronachtzamen wapen in de permanente educatie en verstrooiing van de gewone man. Wekelijks kregen we een tiental tijdschriften, waaronder de Piccolo, De Lach, Panorama, De Wereldkroniek, de Spiegel, de Margriet, de Post en de Uitkijk. Het pièce de résistance voor mij en mijn zus was Kuifje. Een stripblad dat meer ging betekenen dan de Donald ooit had kunnen doen. De tijdschriften waren wel drie weken oud, daarom was de map goedkoop. Van enige actualiteit was derhalve geen sprake. Wij zagen pas eind januari hoe de prinsesjes met Kerstmis chocolademelk hadden ingeschonken voor het paleispersoneel. En de krokussen bloeiden al toen wij de foto’s van Jeen van den Berg zagen, die de Elfstedentocht won.
Henk Hofland, die een kleine generatie ouder was dan ik, heeft de energie en de vernieuwing die na de oorlog loskwam in Tegels lichten voortreffelijk beschreven. De rust en de arbeidzaamheid en de creativiteit die nodig waren om het land en het continent weer op de rails te krijgen maakten ook de kiemen van het nieuwe mogelijk. Later werd de herinnering eraan jeugdsentiment genoemd. Dat is het niet. Het is gewoon geschiedenis.