De rol van geestelijken in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog: 'Ze zagen de oorlogsmisdaden'
- Nieuws
- De rol van geestelijken in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog: 'Ze zagen de oorlogsmisdaden'
Historici zijn het erover eens: de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog is een zwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis. Auteur Koos-Jan de Jager deed onderzoek naar de rol van de kerk in deze oorlog. "Ze zagen het als een geestelijke strijd", vertelt hij bij Spraakmakers.
Oorlog zonder genade. Nederlandse militaire geestelijken in Indonesië
Op 17 augustus 1945 roept Indonesië de onafhankelijkheid uit, maar Nederland erkent deze niet. De regering stuurt 220.000 militairen naar Indonesië om de koloniale orde te herstellen. Maar naast militairen gingen er ook geestelijken mee, namens de kerk. Veldpredikanten en aalmoezeniers die onder de militairen het geloof predikten.
Predikanten dichtbij het oorlogsgeweld
In zijn boek 'Oorlog zonder genade' rekent Koos-Jan de Jager af met het beeld dat de kerk op afstand bleef en dat dominees in hun kerken zaten. "Het was een bewuste keuze van de geestelijken om zo dicht mogelijk bij de militairen te zijn," vertelt De Jager. "Telkens zie je dat dominees bij het eerste landingsvaartuig wilden zijn of bovenop de tanks zaten. Dus het beeld van een dominee in een kerk heb ik willen veranderen. Ze zaten dichtbij de militaire actie en zagen oorlogsmisdaden onder hun ogen gebeuren."
Ze representeerden de kerken, te midden van al het oorlogsgeweld. "Ook tussen die acties, waarbij het soms tot bloedbaden komt, staat daar een vertegenwoordiging van de kerken. Daar hechtten de militairen ook veel waarde aan, vooral als een soort betekenisgeving: wat zijn we eigenlijk aan het doen?." Dat laatste heeft het Nederlandse optreden voor de militairen een soort van gelegitimeerd, stelt De Jager. "Hun optreden heeft een legitimatie gevormd voor de inzet, ook voor het extreme geweld dat erbij kwam kijken."
Deze predikers in uniform stonden, ondanks alle gruwelijkheden, achter het beleid van oorlog voeren tegen de Indonesiërs. "Ze zagen de oorlog als een geestelijke strijd. Niet alleen tussen Nederland en Indonesië, maar ook tussen God en Satan," vervolgt De Jager. "Ze deelden de bevolking van Indonesië op in twee delen: goed en kwaad. En dat kwade deel moest uitgeroeid worden. Die taal werd door de geestelijken uitgesproken."
Spanningen in de kerk
Naast oorlog voeren, moest volgens deze geestelijken ook het evangelie verspreid worden. In Nederland zorgde dit, net als in de samenleving, ook binnen bepaalde kerken voor spanningen. "Vooral in de hervormde kerk zag je dat er twee kampen ontstonden. De ene groep wilde vasthouden aan de koloniën, terwijl de andere vrijheid wilde bieden."
Toch bleven de meeste predikers achter de Nederlandse inzet staan. Sommigen verdedigden het openlijk, zelfs toen al bekend was dat er veel misging. Maar er waren ook predikers die met hun gevoel in de knel kwamen, nadat ze al het geweld met eigen ogen hadden aanschouwd. "Een heel mooi voorbeeld is de jonge predikant Henk Kat," vertelt De Jager. "Hij betrapt zichzelf erop dat hij staat te juichen als een Indonesiër uit een boom wordt geschoten. En dat besef bracht hem in gewetensnood."
De Jager zocht contact met de kinderen van Kat. "Zij wisten er niets van, hij heeft er nooit meer over willen praten. Maar gehoorzaam als hij was – zo ging dat in die tijd – bleef hij tot het einde van de oorlog actief in Indonesië."
KRO-NCRV
Bij KRO-NCRV geloven we dat de samenleving rechtvaardiger, eerlijker, groener en liever kan.
Maak morgen mee, KRO-NCRV.