Niets is wat het lijkt in 'Acht maanden in de Gazastraat'
- Nieuws
- Niets is wat het lijkt in 'Acht maanden in de Gazastraat'
[AVROTROS] Schrijfster Ingrid Hoogervorst studeerde Nederlands en Cultuurfilosofie en was van 1979 tot 1991 lerares Nederlands. Ze werkte als literair recensent voor De Limburger en later voor De Telegraaf, en schreef diverse romans waaronder Privédomein (2014) en Zeeschuim (2016). Als docent Proza en Essay is ze verbonden aan de Schrijvers Vakschool Amsterdam. Momenteel werkt ze aan haar zesde roman.
Jeroen Brouwers, De laatste deur & supplement De laatste deur. Atlas Contact.
De laatste deur is het vermaarde zelfdodingsboek van Jeroen Brouwers. Het verscheen voor het eerst in 1983, de geschiedenis van zelfmoorden in de Nederlandstalige letteren sloeg in als een bom.
Brouwers doorbrak niet alleen een taboe door de keuze van zijn onderwerp. maar ook door zijn stijl, de directe, vrije en empathische manier waarop hij over de zelfdoding van zijn collega’s, vaak vrienden, schreef. Een dodenklacht, een monument voor gevallen schrijvers.
Ik kocht het onmiddellijk, las elke dag een hoofdstuk en was diep geraakt. Meer dan dertig jaar later is er nu een heruitgave van De laatste deur - twee keer zo dik en geheel herzien. Brouwers voegde er ook een tweede boek aan toe, Supplement De zwarte zon, De versierde dood en Verspreide opstellen over zelfmoordhistories van buitenlandse auteurs.
Hilary Mantel, Acht maanden in de Gazastraat. Atlas Contact.
Niets is wat het lijkt in Acht maanden in de Gazastraat, de nieuwe roman van de Britse topauteur Hilary Mantel, die 2x de Booker Prize won. Ze volgt een wat hulpeloos Brits stel dat in de jaren ’80 in de havenstad Djedda in Saoedi Arabië gaat wonen, waar de man als bouwkundig ingenieur werkt aan een bouwopdracht voor het Ministerie.
Hoe is het om geheel afgesneden te zijn van de buitenwereld? Wat doet het met je te werken en te wonen in een land, waarvan de inwoners vijandig staan tegenover jouw cultuur? En jij tegenover dat van hun? In Acht maanden in de Gazastraat volgt de Britse topauteur Hilary Mantel dubbele Booker Prize winnares met haar romancylcus over Cromwell - een hulpeloos Brits stel dat in de jaren ’80 in de havenstad Djedda in Saoedi Arabië gaat wonen, waar Andrew als bouwkundig ingenieur werkt aan een bouwopdracht voor een Ministerie. Mantel opent haar roman met Frances die in het vliegtuig zit naar Djedda waar haar man Andrew al vast begonnen is met werken. Frances is een cartograaf. Nog voor ze haar eerste stap op Arabische bodem doet, ontneemt Mantel haar personage haar werk. Cartografie? ‘Dat hebben ze daar niet nodig. Ze doen niet aan kaarten en plattegronden. Ze zijn veel te stiekem om aan plattegronden te doen en de straten bevinden zich maar een paar weken op dezelfde plek,’ zegt de steward. Verplaatsen ze de straten? Zeker weten.’ Als Frances oppert een taxi te nemen mocht haar man niet op het vliegveld staan: ‘U kunt niet met de taxi. Ze nemen u niet mee. Maar hij is toch taxichauffeur? Het is zijn werk, onbekende mensen vervoeren. Maar u bent een vrouw, toch? U bent geen persoon meer.’ Met zulke absurde dialogen bouwt Mantel zorgvuldig de desoriëntatie op, de claustrofobische en paranoïde sfeer, waarin Frances Shore de volgende maanden terecht komt.
Ze wonen in een grimmig flatgebouw aan de Gazastraat, elk raam in de flat komt uit op een blinde muur en de voordeur naar hun etage bleek dichtgemetseld door de vorige bewoner die niet wilde dat zijn vrouw gezien werd door de buren. Gezien worden is sowieso een probleem. In de supermarkt. Liever niet. De zedenpolitie kan je oppakken omdat je verkeerde kleren draagt en alleen bent. Op straat. Liever niet. Dan denken de voorbijrijdende automobilisten dat je een hoer bent. Op balkon. Ook niet. Dan zien de buren je. Daarbij is de schuifpui geblokkeerd i.v.m. inbraak. De blinden zitten voor de ramen, er valt geen licht in de flat. Op het dak dan maar.
Het dak van de flat wordt de enige plek waar Frances zich onbespied en veilig waant. Ze leest detectives, houdt een dagboek bij, waarin de lezer mee leest en wordt zich steeds meer bewust van haar gevangenschap in de bizarre, kunstmatige, irreële wereld van Engelse expats in Saoedi-Arabië, met hun thee en dinner party’s en hun racistische (of juist politiek over correct bedoelde) praatjes. Het zijn vooral de gesprekken die ze voert met buurvrouw Yasmine, de vrouwen van haar mans Britse collega’s en op het laatst ook met Andrew zelf, die in zijn werkrelatie met zowel het Britse bouwbedrijf als het Ministerie totaal de weg kwijt raakt en beseft dat hij financieel wordt opgelicht, die de roman zijn vitaliteit en kleur geeft. Dialogen als doodlopende stegen waarin zowel de personages als de lezers blijven steken.
Luister de Boekenrubriek terug: