'Via Appia': een typisch Fik Meijer-boek
- Nieuws
- 'Via Appia': een typisch Fik Meijer-boek
[AVROTROS] Onno Blom nam deze week het recent verschenen boek Via Appia van Fik Meijer mee. Via Appia is een typisch Fik Meijer-boek volgens Blom. Het is toegankelijk, soepel verteld en wemelt van de verwijzingen naar historische feiten, mythen, legenden en verhalen. Want zo Meijer iets is, is hij een verteller.
Fik Meijer, Via Appia (Athenaeum)
In Via Appia volgt Fik Meijer de regina viarum, de koningin der wegen, oorspronkelijk 569 kilometer basaltblokken tussen Rome en Brindisi aan de hand van de vijfde Satire van Horatius. De fameuze schrijver legde een dikke tweeduizend jaar geleden al eens dezelfde route af in het gezelschap van zijn weldoener Maecenas, die als bemiddelaar moest optreden bij een conflict tussen Antonius en Octavianus.
In het verleden heeft Meijer niet alleen lof gekregen voor zijn boeken. Met name zijn geleerde vakgenoten wezen hem schuimbekkend op veronderstelde ‘fouten’ en gebrek aan wetenschappelijkheid. Woedend waren de wetenschappers én de gelovigen over Meijers studie van Jezus, omdat Meijer daarin niet alleen de feiten (die er nu eenmaal niet veel zijn) maar ook zijn verbeelding liet spreken. Voor het grootste gedeelte kan die kritiek worden verklaard uit rancune en kinnesinne van wetenschappers die geen groot publiek weet te boeien met hun verhaal. Want dat kan Fik wel.
Het werk aan de Via Appia werd in 300 voor Christus begonnen door Appius Claudius, om de stammen in het zuiden eronder te houden. Eerst strekte de weg tot Capua, daarna werd die doorgetrokken tot Brindisi. Aanvankelijk een weg om troepen te verplaatsen, al snel een handelsweg – en vervolgens ook een kloppende culturele ader.
Bij elke mijlsteen van de weg heeft Meijer wel een verhaal te vertellen. Over de graven, de acquaducten, de wegwijzers (een gladiator wijst met zijn fallus de richting van het bordeel), de ‘cursus publicus’, de koeriers van de keizer, een antieke Robin Hood genaamd Bulla Felix, en de voetstappen van Christus in de kerk Quo Vadis. En hij heeft oog voor de pijnbomen en cipressen, voor de romantiek van de ruïnes, zoals die door de zeventiende-eeuwse etser Gian Battista Piranesi zo schitterend werd verbeeld.
Van de oorspronkelijke weg is tegenwoordig nog maar een tiende over. Een kilometer of 50. Grote stukken van de route zijn overwoekerd, uitgegraven om met de stenen iets nieuws te bouwen, of veranderd in asfalt vol razend Italiaans verkeer. Toch heeft Meijer samen met zijn vrouw koppig de hele route nauwgezet gevolgd. Bij elke mijlsteen heeft hij zich bedacht welke reizigers hem voorgingen. Dickens was hier. Couperus heeft er gelopen. Lord Byron dichtte over de tombe van Cecilia Metella. Na Terracina boog Goethe van de Via Appia af.
Het meeste aandacht wordt besteed aan Horatius (65–8 voor Christus), een van de weinige antieke schrijvers die over de weg zelf heeft geschreven. Horatius deed dat totaal anders dan Meijer. De schrijver besteedt in zijn satire vooral aandacht aan zijn persoonlijke malheur, de ongemakken en verlangens van het reizen. Daarbij spaarde hij zichzelf niet. Dit zelfverklaarde ‘varken uit Epicurus’ kudde’ beschreef spottend hoe hij ’s nachts langs de weg in een herberg tevergeefs wachtte op een hoertje.
Persoonlijke intimiteiten geeft Fik Meijer niet prijs. Over zijn pijntjes of verlangens horen we hem niet. Hij is meer als Herodotus: de klassieke historicus, die zich terdege verdiept in de achtergronden en de geschiedenis zélf tot leven kust. Die de Via Appia, de weg des levens, van de geesten van de gestorvenen, met een brede armzwaai voor je voeten uitspreid.
Onno Blom
In de Nieuwsshow bespreekt een recensent elke week drie boeken in de Boekenrubriek. Deze week is de beurt aan Onno Blom. Onno (1969) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde en Culturele Studies. Hij was literair redacteur bij Trouw en hoofdredacteur van Uitgeverij Prometheus. Tegenwoordig is hij werkzaam als freelance journalist en literair criticus. Schrijven doet Onno Blom ook, zo schreef hij de boeken Het fotografisch geheugen en Zijn getijdenboek, een geïllustreerd biografisch portret van Harry Mulisch.
Robert Seethaler, De Weense sigarenboer (Bezige Bij)
De Weense sigarenboer van Robert Seethaler is een poëtische kleine roman over een argeloze, zeventienjarige jongen uit de bergen die arriveert in het Wenen in 1937, vlak voor de Anschluss. In de stad treft Franz wijsheid – hij ontmoet zelfs Sigmund Freud – de liefde en het verwoestende kwaad.
Arnon Grunberg, De dagen van Leopold Mangelmann (Nijgh en Van Ditmar)
De dagen van Leopold Mangelmann bevat een ruime keuze uit het archief van Arnon Grunberg, dat opgeslagen stond in de garage van zijn moeder. Hoewel Grunbergs niveau nu nóg hoger is, spat het obsessieve talent en het stilistisch vermogen al af van de verhalen, toneelstukken, brieven, een roman en gedichten van vóór zijn debuut Blauwe Maandagen.
Luister de Boekenrubriek terug