Deze Dag Toen: Chemische brand brengt Rotterdam in rep en roer

Op woensdagochtend 28 februari liep een medewerker van CMI nietsvermoedend loods 29 binnen. Al gauw zag hij dat een groot omgevallen blauw vat terecht was gekomen op kleinere witte vaatjes met calciumhypochloriet.

Hij besloot een collega te halen: de vaatjes met calciumhypochloriet waren gebroken en dat kon wel eens problemen opleveren. Terwijl hij op zoek ging naar hulp, begon het witte poeder te roken en warmte af te geven. Een kettingreactie volgde: de druk op andere vaatjes nam zo snel toe, dat al binnen enkele minuten de eerste explosies door de loods galmden. Extra zuurstof die door de ontploffingen vrijkwam, zorgde er op zijn beurt voor dat al snel de hele loods in lichterlaaie stond.

Paniek

Het bedrijf belde in paniek de brandweer, maar die kon de vlammen niet zomaar doven: er lagen te veel chemische stoffen en halffabricaten door elkaar in de loods. Ondertussen trokken roodbruine rookwolken een handjevol woonwijken over en breidde de brand zich alsmaar uit. Rotterdammers raakten in paniek.

De vuurzee geldt als een van de grootste naoorlogse branden in het gebied en staat bij veel mensen goed in het geheugen gegrift. ''Op een gegeven moment zag je de rook steeds groter worden en de vlammen steeds hoger", zegt ooggetuige Willem Duivestein twintig jaar later zeggen tegen RTV Rijnmond.

Drie jaar na de brand kreeg de directeur van CMI een boete van 250.000 gulden opgelegd. De rechtbank achtte bewezen dat hij stelselmatig en bewust nalatig was met de opslag van chemische stoffen.