Vier dingen die je moet weten over hormoonverstoorders
- Nieuws
- Vier dingen die je moet weten over hormoonverstoorders
[NTR] De Europese Commissie belooft nog voor de zomer komen met strengere criteria voor hormoonverstorende stoffen. Deze beslissing wordt al jaren uitgesteld. Dat terwijl de wetenschappelijke studies die de schadelijke effecten aantonen zich ophopen. Vier vragen over hormoonverstoorders.
Wat zijn hormoonverstoorders?
Hormoonverstoorders vind je overal. In bestrijdingsmiddelen, medicijnen, cosmetica, kleding, speelgoed, lijm en verf. ‘Je kunt er niet omheen,’ zegt Martin van den Berg, hoogleraar toxicologie aan de Universiteit Utrecht. De chemische stoffen verstoren ons hormoonsysteem of dat van organismen in het milieu. Sommige stoffen doen dat doordat ze lijken op lichaamseigen hormonen, andere doordat ze die blokkeren. Weer anderen beïnvloeden eiwitten die op hun beurt weer de aanmaak, afgifte, activiteit of afbraak van hormonen regelen. Door hun verstorende werking hebben de stoffen al bij heel lage doses een effect.
Van sommige hormoonverstorende stoffen is het de bedoeling dat ze dit doen. Zo zitten er in de anticonceptiepil oestrogenen en progestagenen die zwangerschap voorkomen, en en krijgen runderen in de VS anabole steroïden voorgeschoteld om hun spieren sneller te laten groeien. Bij andere stoffen is de verstorende werking op het hormoonsysteem een onbedoeld bijeffect. Een berucht voorbeeld is bisfenol A. Je vindt de stof in onder meer plastic verpakkingen voor voedsel, als beschermende coating in conservenblikken, in vlamvertragers en in medische apparatuur.
foto: NPO Radio 1
Hoe schadelijk zijn ze?
Hormoonverstoorders zijn vooral schadelijk voor ongeboren kinderen en baby’s. Die krijgen de stoffen binnen via de placenta en borstvoeding. De hoeveelheid wetenschappelijke studies die aantonen dat dit de ontwikkeling verstoort is inmiddels lang. In 2012 somde de Wereldgezondheidsorganisatie de stand van de wetenschap op en uitte zorgen over de gevolgen van hormoonverstoorders. De organisatie brengt een sinistere lijst met ziekten als misvormingen van geslachtsdelen, verschillende soorten kanker en verstoringen in de hersenontwikkeling.
Eerder dit jaar rapporteerde het RIVM nog over bisfenol A. De stof kan ook bij lage doses leiden tot de ontwikkeling van voedselintoleranties, gevoeligheid voor infectieziekten en obesitas. In principe breekt het lichaam stoffen als bisfenol A vrij snel af, maar de continue blootstelling zorgt ervoor dat de concentratie op pijl blijft. Persistente stoffen als PCB’s, gebromeerde vlamvertragers en dioxines breken juist moeilijk af en het duurt decennia voordat ze uit het milieu en de voedselketen verdwijnen. Uit de handel halen van deze stoffen heeft dan ook niet meteen effect. ‘We moeten de tijd uitzitten,’ zegt Van den Berg.
Ook het milieu heeft te lijden onder hormoonverstoorders. ‘We vinden de hormoonverstoorders terug in het oppervlaktewater,’ vertelt Thijs Bosker, ecotoxicoloog aan de Universiteit Leiden. Van bijvoorbeeld oestrogenen in de pil die via het riool in het oppervlaktewater komen is bekend dat ze kunnen leiden tot misvormde geslachtsorganen bij vissen. En dat kan negatieve gevolgen hebben voor de visstand.
Een andere studie laat zien dat kwikvervuiling tot homoseksueel gedrag bij ibissen leidt. Vaak is het effect echter niet duidelijk aan te tonen. ‘Het is vaak een mix van stoffen die een gecombineerd effect heeft,’ zegt Boske. De ene stof kan de werking van de andere tegengaan of juist versterken. Het onderzoek naar het gezamenlijke effect van stoffen staat nog in de kinderschoenen.
De schade kun je ook in geld uitdrukken. Van den Berg en collega’s rekenden in 2015 voor het programma Zembla uit dat blootstelling aan hormoonverstoorders ons land jaarlijks 5,8 miljard euro kost. De jaarlijkse kosten voor de hele EU zouden 157 miljard euro bedragen.
Waarom gebruiken we ze nog?
Het wetenschappelijk bewijs voor de schadelijke effecten van hormoonverstorende stoffen hoopt zich op. Toch gebruiken we ze nog massaal. Risico’s voor mens en milieu zijn dan ook slechts een van de argumenten die meewegen. Omdat ze zo breed worden toegepast, is het economisch belang van hormoonverstoorders groot. De pil hebben we niet voor niks, stevige verpakkingen om ons voedsel zijn bijzonder handig en zonder pesticiden wordt het moeilijk om zeven miljard mensen te voeden. Boske: ‘DDT is nog steeds een van de efficiëntste en goedkoopste middelen tegen de malariamug.’
Door het economisch belang kunnen stoffen die overduidelijk schadelijk zijn decennia in de handel blijven. Dat geldt bijvoorbeeld voor lood in benzine, waarvan de schadelijke effecten al in de jaren ’60 duidelijk werden. Pas in 2000 werd het door de EU verboden. Van den Berg ziet hetzelfde gebeuren voor hormoonverstoorders. ‘De geschiedenis herhaalt zichzelf,’ zegt hij. ‘Wetenschappers die als eerste aangeven dat iets schadelijk is, worden weggezet als idealisten.’
Van den Berg ziet een stevige invloed van lobby door bedrijven op het uitstellen van wetgeving. ‘Het bedrijfsleven wil stoffen zo lang mogelijk in de handel houden,’ zegt hij. ‘Ieder jaar is winst.’ Ook ziet hij een disbalans in hoe politici omgaan met de informatie die zij aangeleverd krijgen. ‘Bedrijven hoeven hun claims over economische belangen niet te onderbouwen. Als wetenschappers vinden dat iets schadelijk is, wordt daar wel uiterst kritisch naar gekeken.’
Wat gaat Europa doen?
Om stoffen te kunnen reguleren, moet je wel eerst criteria hebben waar je ze aan toetst. De Europese Commissie had in december 2013 al met die criteria moeten komen. Wegens gebrek aan voldoende gedetailleerde studies werd de beslissing uitgesteld. Dit tot ongenoegen van de Zweedse regering, die de Europese Commissie voor het Europese Hof van Justitie daagde. In december 2015 besliste het hof dat het er nu toch echt van moet komen. Vytenis Andriukaitis, Europese Commissaris van gezondheid en voedselveiligheid, beloofde in februari dat de criteria er voor de zomer zullen zijn.
‘Het gaat nu niet nog eens maanden duren,’ verwacht Van den Berg. Hij kwam vorige maand met 22 internationale collega’s aan een lijst met 28 criteria. Hij ziet dit als een goede basis voor de Europese criteria. ‘Hiermee kun je bepalen of iets wel of niet een hormoonverstorende stof is,’ legt Van den Berg uit. Dit is zo belangrijk, omdat het de bewijslast bij die producerende bedrijven legt. Die moeten aantonen dat een nieuwe stof bij een bepaalde dosis geen risico voor mens en dier geeft. Van den Berg is optimistisch over de middellange termijn: ‘Over tien jaar zijn er geen ftalaten en bisfenolen meer op de markt.’
Dit artikel is verzorgd door de wetenschapsredactie van De Kennis van Nu.