'Koloniaal denken' voert boventoon in ontwikkelingssamenwerkingen
- Nieuws
- 'Koloniaal denken' voert boventoon in ontwikkelingssamenwerkingen
Ontwikkelingswerk zoals het nu in Nederland is georganiseerd, is niet meer van deze tijd. Dat stellen verschillende experts zaterdag in Argos. Volgens hen is ontwikkelingssamenwerking nog steeds te koloniaal ingericht en houdt dit ongelijke machtsverhoudingen in stand.
Om deze inhoud te tonen moet je toestemming geven voor social media cookies.
Het begin van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid kenmerkte zich vanaf de jaren vijftig door een-op-een kennis over te dragen op de lokale bevolking in ontwikkelingslanden. Maar deze ontwikkelingshulp kwam niet alleen voort uit liefdadigheid, vertelt Kiza Magendane, politicoloog, schrijver en zelf ooit gevlucht uit Congo. "Het ging ook gepaard met prestige. Er moest ruimte komen voor Nederlandse ondernemers en onderzoekers om internationaal aan de slag te gaan", zegt Magendane in Argos.
Ongezonde machtsrelaties
Deze ruimte kwam er voor Nederland, maar dat ging ook gepaard met de gedachte dat het westen over alle kennis bezat die nodig was om ontwikkelingslanden te helpen. En dit vooroordeel zit nog steeds diepgeworteld in de denkwijze van ontwikkelingsinstanties, ondanks dat we dat los zouden moeten laten. Zo vertelt Kees Zevenbergen, directeur van de grote ontwikkelingsorganisatie Cordaid: "Wij blijven denken vanuit het idee: er zijn daar problemen, wij weten hoe het opgelost moeten worden." Magendane vult aan: "Het idee dat wij weten hoe de wereld in elkaar zit, is in principe de basis van ontwikkelingssamenwerking zoals we het kennen."
En dat moet veranderen, stellen Magendane en Zevenbergen, maar ook Sara Kinsbergen, onderzoeker aan de Radboud Universiteit. Volgens haar moeten we onze "mindset dekoloniseren" om tot een progressieve manier van internationaal samenwerken te komen. "Lotverbondenheid zou centraal moeten staan: wij wonen hier samen op deze planeet. Onze problemen zijn best wel complex. Als we die willen oplossen, moeten we dat in gezamenlijkheid doen. Dan is dat niet met het idee: 'de problemen zijn daar, de oplossingen liggen hier', daar gaan we er echt niet mee komen."
Niet-werkend combinatiebeleid
Lange tijd was Nederland internationaal een van de koplopers op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Daar kwam verandering in toen kabinet Rutte II grootschalig bezuinigde. Er ging 1,4 miljard minder naar ontwikkelingshulp en daarmee haalde Nederland niet langer de internationaal afgesproken 0,7%. Een tweede grote verandering was dat internationale handel een centrale rol ging spelen. Ook het huidige beleid van minister Schreinemacher zet vol in op handel.
Emeritus-hoogleraar Paul Hoebink schrok toen hij de nieuwe beleidsnota zag. Dat handel en ontwikkelingssamenwerking goed bij elkaar passen, noemt hij "een fabeltje". Hij wijst op een kritisch rapport van de interne inspectie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat vorig jaar verscheen. Hulp en handel zijn in de praktijk twee aparte zuilen gebleven, stelt de inspectie. Verder is te veel van het budget gereserveerd voor landen die dat eigenlijk niet nodig hebben, is er onvoldoende aandacht voor lange-termijn-impact en worden veel potjes amper aangeboord.
De minister is niet van plan iets met het rapport van de inspectie te doen. Maar volgens Hoebink moet er juist verandering komen en moeten we af van het label 'ontwikkelingssamenwerking'. "We moeten het veel breder trekken. We zitten in de 21e eeuw. Die ontwikkelingslanden zijn lang niet meer armoedig en ontwikkelingsland. Het zijn belangrijke producenten geworden." Hoewel Hoebink stelt dat de minst ontwikkelde landen nog wel traditionele ontwikkelingssamenwerking zullen behoeven, benadrukt hij: "We moeten veel meer die stap voorwaarts maken naar mondiale publieke goederen, hoe we daarin voorzien, en hoe we de samenwerking tussen landen daarop vormgeven."
Luister hier de uitzending terug: