Een klassiek harpist wil ook wel eens 'helemaal los'
- Nieuws
- Een klassiek harpist wil ook wel eens 'helemaal los'
Bij een harpist had je waarschijnlijk een ander beeld. In ieder geval niet een 27-jarige jongen die concerten geeft waar het publiek staand naar luistert, waarschijnlijk nog met een biertje in de hand ook.
Remy van Kesteren wijkt met liefde af van de stoffige stereotypen van klassiek harpist. Morgen treedt hij op in Paradiso, jazeker, de poptempel. Het is voor het eerst dat hij dan de muziek van zijn cd Tomorrow Eyes live zal spelen, en de bedoeling is ‘helemaal los’ te gaan. Hij ontvangt bij die gelegenheid de Nederlandse Muziekprijs, de belangrijkste prijs die het ministerie van Cultuur uitreikt aan musici in de klassieke muziek.
Showman
Van Kesteren vindt dat een artiest niet in dienst staat van de componist – ook daarin verschilt hij van veel vakgenoten. Samen met zijn harp brengt hij graag zijn persoonlijkheid het podium op. Deels doordat hij de meeste stukken van Tomorrow Eyes zelf componeerde, maar ook door niet een kunstje te herhalen, maar een heuse show weg te geven.
In een show draait het om risico’s nemen, legt hij uit aan de telefoon. “Plat gezegd: als ik speel dan voel ik iets. Ik wil openstaan voor wat er gebeurt. De zogenaamd perfecte uitvoering die vooraf al vaststaat, interesseert me niet zo.”
“Ik krijg soms zin om iets te doen waarvan ik van tevoren niet weet hoe het zal aflopen. Dan zet ik bijvoorbeeld een heel ander stuk in dan ik van plan was, terwijl ik dat stuk al heel lang niet geoefend heb. Gewoon, omdat ik denk dat het beter past in het moment en de sfeer in het publiek. Of ik neem halverwege een stuk ineens een andere afslag. Dat is riskant, want dan moet je maar hopen dat de andere muzikanten die vibe ook aanvoelen.” Grinnikend: “Soms gaat dat mis, ja. Maar dat neem ik op de koop toe. Als je op safe speelt, kun je live niet tot iets bijzonders komen.”
Om deze inhoud te tonen moet je toestemming geven voor social media cookies.
Een show hangt niet alléén af van die durf, en het aanvoelen van het publiek. Locatie, licht, enscenering – aan alles wordt gedacht. “Ik heb een goede lichtman uitgezocht, en een regisseur erbij gevraagd. We gaan in eerste instantie uit van het verhaal dat ik met de muziek wil vertellen, vervolgens kijken we waar spectaculaire lichtmomenten de beleving van de muziek kunnen versterken. We gebruiken ook verschillende podiumpjes. Al die dingen geven een extra dimensie aan de muziek.”
Mahler had het ook gedaan
Van Kesteren weet best dat sommige vakgenoten neerkijken op die ‘showelementen’; deze critici stellen dat de muziek voor zich zou moeten spreken. “Daar ben ik het dus mee oneens”, zegt hij droogjes. “Stel dat Mahler en andere grote componisten in hun tijd al die mogelijkheden tot hun beschikking hadden gehad. Je gaat mij niet wijsmaken dat ze er dan geen gebruik van hadden gemaakt.”
Ook media-optredens (hij zat onder andere in Wie is de Mol) schuwt Van Kesteren niet. “Laten we eerlijk zijn, niemand wordt ’s ochtends wakker met de gedachte: ‘Laat ik vandaag maar eens lekker naar een harpconcert gaan’. Daarom is het belangrijk mezelf te laten zien. Zodat de mensen denken: 'Misschien heeft die jongen met zijn muziek wel wat te vertellen, laat ik maar eens gaan luisteren.'”