Rudie Kagie drukt lezers in 'Hopman' met de neus op de feiten
- Nieuws
- Rudie Kagie drukt lezers in 'Hopman' met de neus op de feiten
[AVROTROS] Daniëlle Serdijn (1968) studeerde Nederlands en Literatuurwetenschappen. Sinds 1995 is ze literair recensent en schreef onder meer voor Het Parool en de Volkskrant. Serdijn publiceerde ook fictie en non-fictie. Daarnaast is ze docent Nederlands en Creative Writing.
Rudie Kagie, Hopman, Prometheus
In Hopman keert journalist Rudie Kagie terug maar het weeshuis in Voorschoten waar hij begin jaren zestig na de scheiding van zijn ouders terechtkwam. Kagie schreef eerder over deze periode in het boek Schuifkaas (2011).Nederland lijkt in die vroege jaren zestig een frisse ansichtkaart; de normen zijn duidelijk, het vermeende fatsoen is ouderwets en de grote democratiseringsbeweging is nog niet in zicht. Het is onder dit gesternte dat het echtpaar Kagie uiteen gaat en de kinderen in een kindertehuis geplaatst worden. Als Rudie tijdens de zomer op het platteland logeert, leert hij bij toeval een plaatselijke journalist kennen. De man, tevens hopman bij de scoutvereniging, ontpopt zich tot een vriend. Hij trekt zich het lot van de jongen aan en wil hem adopteren. Al snel ontstaan er dan problemen. Dat de hopman ook fysieke belangstelling voor hem heeft, is niet eens het grootste.
Kagie schetst een onthutsend beeld van de jeugdzorg. Maar indringender is het portret van de puber die hij was: gebogen over het stuur van zijn fiets, eeuwige tegenwind, zien we hem alle vertrouwen in de mensen verliezen. Eén ding houdt hem op de been: de droom journalist te worden.
Hopman leest als een roman, al is het dat niet. In kraakheldere zinnen, wars van het kleinste greintje pathetiek, drukt Kagie zijn lezers onverdroten met de neus op de feiten.
Regina Ullmann, De landweg, Lebowsky
De Zwitserse Regina Ullmann (1884-1961) debuteerde als dichteres in 1907 met een bijzonder dichtwerk: Feldpredigt, het tragische relaas van een boerenfamilie waarin een gehandicapte zoon het onderspit delft. Hiermee trok Ullmann de aandacht van Rainer Maria Rilke die zich terstond opwierp als haar grootste supporter. Naast gedichten schreef ze ook korte verhalen, vaak over kwetsbare personages. Ullmann beschrijft hun vernederingen, hun kleinheid, maar ook hun illusies en hoop.
De verhalen in De landweg, dat in1921 verscheen, spelen zich af op het Zwitserse platteland. Het zijn ruwe, rotsblokachtige vertellingen die naar huidige maatstaven misschien wat dramatisch zijn. Een gebochelde vioolbouwer? Een kerstverhaal over cake? Het lijkt verdraaid wel Hans Christian Andersen. Maar lees je het nawoord van de Duitse schrijver/criticus Peter Hamm, dan openbaart zich de serene diepte en verstilling in deze verhalen. Hamm vergelijkt het werk met een votiefbeeld, rept van een houtsnede-achtige scherpte. En verdomd ja, dat is het. Kijk met hedendaagse blik naar De landweg en je ziet een anti-selfie. Geen buitenkant, maar binnenkant, vol aandacht voor het kleinste detail. In De landweg heerst contemplatie en toewijding in verhalen die een ongekende rust uitdragen. Een ware ontdekking.
Marcel Groenewegen, Armand, en nou ik, Topnotch/Nijgh & Van Ditmar
Twee zoons, een monsterhit en het levensgevoel van de jaren 60; dat is wat Armand (1946-2015) de wereld bij zijn dood naliet. Vlak voor zijn overlijden had de roodharige protestzanger z’n zoveelste comeback gemaakt nadat hij was omarmd door Ali B in diens programma Op volle toeren. Zijn oeuvre werd ontdekt door een nieuwe generatie muzikanten wat resulteerde in verrassende samenwerkingen met onder meer Lucky Fonz III en The Kik, de neo-beatband onder aanvoering van Dave von Raven.
Marcel Groenewegen, journalist en tevens de bassist van The Kik, schreef de biografie van het sixties-icoon, Armand, en nou ik. Groenewegen volgt het leven van Herman Georges van Loenhout, zoals de zanger voluit heette, van wieg tot graf. Hij vertelt over Armands slechte gezondheid als kind en de jaren die hij daardoor in eenzaamheid doorbracht. Hij vertelt over de middelbare school, de eerste liefjes, baantjes en bandjes. En over het grote snelle succes in 1967 met de hit Ben ik te min. Jaren gaan voorbij, maar vergelijkbaar succes blijft uit. Armand gaat zich te buiten aan drugs, een tijdje is hij zelfs dealer. Toch blijft hij muziek maken en in zichzelf geloven. In het liefdevolle eerbetoon dat deze bio is, blijkt vooral dat laatste Armands belangrijkste troef.
Luister de Boekenrubriek terug: