Laat de armen tussen de rijken wonen
- Nieuws
- Laat de armen tussen de rijken wonen
In de Nederlandse stad wordt beleid gevoerd op het verbeteren van arme wijken door de middenklasse erheen te duwen. Maar als we willen dat de kloof in de stad tussen rijk en arm verkleint, moeten we ook de rijke wijken aanpakken, meent stadsgeograaf dr. Cody Hochstenbach.
We vinden het in Nederland belangrijk dat arm en rijk niet te veel van elkaar gescheiden wonen, stelt Hochstenbach. Maar terwijl we sociale menging belangrijk vinden, lijkt de overheid zich slechts te richten op het mengen van arme buurten. "We mengen nooit de rijke wijken, omdat dat te duur zal zijn en op invloedrijk verzet zal stuiten. Maar als je serieus bent over ruimtelijke gelijkheid zou dat een goed idee zijn." In dr Kelder en Co legt hij dat uit aan vervangend presentator Eric Smit (hoofdredacteur van Follow the Money).
Gentrificatie
Hochstenbach is gepromoveerd op gentrificatie: het proces waarbij de mindere wijken in een stad populair worden bij de middenklasse. De beter- en minderbedeelden komen daardoor bij elkaar in de wijk te wonen. "We nemen aan dat het spontaan gebeurt en natuurlijk is", zegt Hochstenbach, "maar de afgelopen twintig jaar zwengelt ook de overheid gentrificatie aan."
Het is namelijk een manier om achterbuurten er bovenop te helpen. Door de toestroom van de rijkere middenklasse veranderen de mindere wijken van karakter. Zo zouden ze schoner en veiliger worden. Uiteindelijk wordt de gehele stad succesvoller, is het idee.
Weinig bewijs
Er zijn echter nadelen, zegt Hochstenbach. Zo drijft diezelfde toestroom namelijk de huizenprijzen flink op: de rijkere nieuwkomers kunnen meer neerleggen voor een woning. De minderbedeelden kunnen zich echter niet meer in die buurt vestigen omdat de prijzen hoger zijn geworden. "Je verschuift de armoede gewoon ergens anders naartoe", aldus Hochstenbach. "Er leeft een idee dat je de arme mensen kunt helpen door gentrificatie te stimuleren. Maar er is heel weinig bewijs voor dat dat het geval is."
De aangeharkte stad
Daarnaast wordt de stad als geheel er niet bepaald beter van, constateert Hochstenbach. Als voorbeeld noemt hij zijn eigen stad, Amsterdam. Sinds hij daar twaalf jaar geleden kwam wonen heeft hij Amsterdam zien veranderen. De stad is minder aantrekkelijk geworden, vindt hij. In een bijna hartstochtelijk betoog licht hij dat toe.
"De stad is een stuk aangeharkter geworden. Er is een stuk minder plek gekomen voor dingen die niét commercieel rendabel zijn. Er is een stuk minder plek om gekke dingen te doen. Om te experimenteren en hopeloos te falen, of juist bizar succesvol te worden. Voor dat soort creatieve experimentele dingen van onderop is minder plek over. Dat ondermijnt op termijn de aantrekkelijkheid van de stad. Niet alleen voor mensen met een smalle beurs, maar ook voor die hoogopgeleide tweeverdieners die in de stad komen wonen onder andere omdat ze die gekke dingen leuk vinden."
Schuldige
Er is niet één schuldige aan te wijzen voor die ondermijning, volgens Hochstenbach. Maar de opmars van particuliere beleggers speelt sinds 2013 een heel grote rol. In Amsterdam wordt inmiddels ongeveer 25 procent van alle koopwoningen die op de markt komen opgekocht door particuliere beleggers, weet Hochstenbach.
"Prins Bernhard Junior staat symbool voor deze ontwikkeling, maar hij is eigenlijk geen goed symbool. Hij heeft bijna 350 panden in bezit, terwijl het gros van de particuliere beleggers twee of drie pandjes bezit. Kleine particulieren die een pand kopen als pensioenvoorziening of appeltje voor de dorst." Het zijn dus niet zozeer de grote projectontwikkelaars en rijke prinsen die de markt verstoren in de stad, maar vooral de gewone burger met een centje meer.
Video niet beschikbaar