Het licht en het puin
- Nieuws
- Het licht en het puin
Vaak was ik in Bordeaux en Pau, maar nog nimmer in Saint-Lô. Met een grote traditie aan beroemde etappeplaatsen gaat de Tour de France verder als jaarlijkse ontdekkingsreis naar steden die zelf al genoeg geschiedenis hebben. Volgens de legende moet bisschop Laud uit het naburige Coutances een blinde het licht in de ogen terug gegeven hebben. Hij werd heilig verklaard met de plek waar het zou zijn gebeurd, door de jaren heen ingekort tot het gangbare Saint-Lô. Gistermiddag heb ik er ook het licht gezien, in volle verbazing dat ik nooit eerder oog had voor deze stad.
Ik ben eerst naar de Place du Quai à Tangue gereden, een parkeerplein vol bomen, pal naast de rivier de Vire. In Brasserie Ô’ Commerce was wat te eten met de eerste etappe op televisie. De Duitser Paul Voss was nog bezig om punten te rapen voor de bergtrui, terwijl ik een paar oeufs au mayonaise nuttigde, eieren met mayonaise. Voss zou spoedig ingehaald worden door Anthony Delaplace, de strijdlustigste renner van de dag. Hij is dé jongen van de regio, afkomstig uit Cherbourg en door zijn eenvoudige naam goed voor veel vuur van het volk. Op zijn Nederlands is het gewoon Tonnie Vanhetplein.
Hij zal vandaag luid worden toegejuicht op die Place du Quai à Tangue, plek van het vertrek uit Saint-Lô. Dan zullen ze het niet meer hebben over die Normandische vedetten van weleer zoals Raymond Delisle, Thierry Marie en de grootste van allemaal: Jacques Anquetil, al was dat niet de man van de Manche, maar van verderop, uit de buurt van Rouen.
Op dat plein heb ik het grote gedenkteken gezien voor de honderden burgerslachtoffers die de bevrijding van de zomer van 1944 niet hebben meegemaakt. Saint-Lô staat bekend als Capitale des Ruïnes, hoofdstad van verwoesting. In de veroveringsstrijd na de Invasie is de stad voor 95 procent in puin veranderd. Alleen de hoge middeleeuwse stadsmuren, de remparts bleven overeind in de bombardementen en de beschietingen.
Boven, binnen die ommuring, zag ik de lelijke herbouw. Er klonk muzak door de winkelstraat die tijdig werd weg gegalmd door de klokken van de Notre Dame. Het was de oude soundtrack van een stad die nooit helemaal zijn oude schoonheid heeft terug gekregen.
Over aankomstplaats Cherbourg hangt ook iets tobberigs. In de Tourgeschiedenis is hij vooral vóór de oorlog vaker aangedaan dan erna. De laatste keer was 22 jaar geleden, toen de Tour er startte na een terugtocht uit Engeland. In een lokale krant las ik dat de bestuurders van toen de stad met de Tour nieuwe dynamiek wilde geven, voorbij het beeld van een trieste havenstad in een uithoek.
Ik had er een simpele kamer in een Grand Hotel vlak bij de haven. Mogelijk heeft Ottavio Bottecchia er nog geslapen, de ritwinnaar van 1923, of anders André Leducq, het Franse idool van een paar jaar later. De mevrouw achter de balie was ook al bejaard, maar heel aardig. Ze liep op sloffen, haar dikke grijze kat rolde over de versleten sofa in de lobby.
In Cherbourg zal Marc Cavendish zijn gele trui kwijt raken. De aankomst is niet vlak, gaat naar de hoogte van de Glacerie, de haven voorbij. Het kan wat zijn voor Tom Dumoulin, maar de andere klassementsjongens willen ook geen seconden kwijt raken in Cherbourg. Het is jammer voor Normandië, maar het is ook geen aankomst voor Anthonie Delaplace.
Om deze inhoud te tonen moet je toestemming geven voor social media cookies.
Tour de Jeroen
Radio 1-journalist Jeroen Wielaert is voor de dertigste keer aanwezig bij de Ronde van Frankrijk. Elke dag vertelt hij voor Radio1.nl eigenzinnige omgevingsverhalen over de culturele en sportieve kruispunten van de Tour de France. Waar de Grote Ronde komt, is hij al geweest...