Nederlanders maken zich weinig zorgen over nepnieuws
- Nieuws
- Nederlanders maken zich weinig zorgen over nepnieuws
Drie op de tien Nederlanders maken zich zorgen over nepnieuws. Dat is een aanzienlijk lager percentage dan in vergelijkbare landen als Duitsland, België en Denemarken.
Het vertrouwen in de media is recentelijk zelfs gestegen, ondanks waarschuwingen voor nepnieuws. Het aandeel van de Nederlandse bevolking dat het nieuws niet vertrouwt is met 11 procent lager dan in alle andere onderzochte landen. In 2017 was dat aandeel nog 17 procent.
Nederlanders maken zich weinig zorgen over nepnieuws
Dat blijkt uit de jaarlijkse Mediamonitor van het Commissariaat voor de Media die vandaag verschijnt. De monitor is voor het eerst grotendeels gebaseerd op onderzoek van het Reuters Institute naar het nieuwsgebruik in 37 landen. In totaal deden afgelopen januari en februari 75.000 mensen mee aan een representatieve steekproef, van wie 2000 in Nederland.
30 procent van de Nederlanders maakt zich zorgen over nepnieuws
De bron van het nieuws doet er wel toe: Nederlanders geven duidelijk aan dat zij sociale media duidelijk minder vertrouwen dan de meer traditionele nieuwsmerken. Dat geldt met name voor jongeren: 52 procent van de groep 18- tot 25-jarigen vertrouwen nieuws op sociale media niet.
Op basis van deze cijfers is volgens het Commissariaat de vraag gerechtvaardigd of jongeren echt wel zo slecht in staat zijn om onzin op het internet te herkennen, zoals sommige onderzoekers stellen.
Dat betekent niet dat nieuwsconsumenten nooit het gevoel hebben dat zij met nepnieuws worden geconfronteerd. Daarbij geldt de brede definitie van deze term: alle vormen van foutieve informatie.
Bijna de helft van de ondervraagden zegt in een week tijd op dit soort desinformatie te zijn gestuit. Overigens is ook dat met afstand het laagste percentage van alle onderzochte landen.
Daarbij gaat het onder meer om slechte journalistiek (feitelijke fouten, vereenvoudigde verhalen, misleidende koppen) en om verhalen waarin feiten worden verdraaid om een bepaald doel te bereiken. Maar ook bijvoorbeeld om het gebruik van het begrip 'nepnieuws' door politici of anderen om nieuwsmedia zwart te maken.
Rusland
Eind vorig jaar noemde minister Ollongren de verspreiding van nepnieuws een gevaar voor Nederland. "Nederland staat in het vizier van onder meer de Russische inlichtingendiensten", schreef zij. Die proberen volgens haar de democratie te ontregelen.
Ollongren kondigde aan met media- en technologiebedrijven in gesprek te willen gaan om dit soort praktijken te voorkomen. Al sinds de presidentsverkiezingen in de VS proberen Facebook, Google en Twitter maatregelen te nemen tegen nepnieuws.
Volgens voorzitter De Cock Buning van het Commissariaat blijft het verstandig om voor nepnieuws te waarschuwen. "Dat maakt alert: klopt dit allemaal wel? En in landen om ons heen zien we ook wel degelijk dat er nepnieuws circuleert. In Nederland valt dat relatief mee volgens onderzoek van onder meer de Universiteit Leiden. En tot zover het bestaat, zijn er voldoende kwalititatief hoogstaande media met een verschillend geluid waarbij je kunt 'checken'. Dat doen mensen ook daadwerkelijk, ze raadplegen verschillende kranten en nieuwssites. Nederlanders zijn behoorlijk mediawijs."