Sandra moest maanden na nachtelijke aanval nog de dader aanwijzen
- Nieuws
- Sandra moest maanden na nachtelijke aanval nog de dader aanwijzen
In 2010 werd onderzoeksjournalist Sandra van den Heuvel aangevallen op straat. Een angstaanjagend moment, waar ze gelukkig zonder kleerscheuren vanaf kwam. Maanden later werd haar gevraagd of ze door middel van een fotoconfrontatie de dader kon herkennen. Tot de dag van vandaag weet ze echter niet of ze het goed of fout had.
#43 - Het Misdaadbureau: Pikt Sandra haar aanvaller eruit bij een fotoconfrontatie? ‘Het was al maanden geleden en donker toen’ (S03) - Het Misdaadbureau
Het was midden in de nacht in de Stationsbuurt in Den Haag. “Ik liep na een avondje stappen naar huis.” Het viel Sandra op dat er weinig mensen op straat waren, behalve een man die steeds dichter achter haar liep. “Ik zei er iets van, waarop de man zei dat hij dat zelf wel uitmaakte.”
Ze werd hierdoor angstiger en versnelde haar pas. “De man deed dat ook. In een zijstraat pakte hij me beet en duwde me de straat in.” Er vond een worsteling plaats, wat camerabeelden registreerden. “Hij drukte mij tegen de muur aan met zijn hand op mijn mond”, vertelt ze in de podcast Het Misdaadbureau.
Sandra probeerde uit alle macht los te komen, maar “ik had op een bepaald moment het gevoel dat het me niet meer ging lukken”. In een laatste poging haarzelf te bevrijden, beet ze in zijn hand. “Ik begon te schreeuwen en toen zag ik een fietser afslaan in de straat. De fietser kwam af op het geschreeuw. “De man liet mij daarna los en rende weg. Die fietser is mijn redding geweest.”
Fotoconfrontatie
Direct na het geweldsincident deed Sandra aangifte. “Ik heb een signalement doorgegeven voor zover ik mij kon herinneren.” Een tijd daarna werd ze opgebeld om een fotoconfrontatie te doen, een onderzoeksmethode waarbij een getuige een foto van een verdachte moet herkennen uit een groep foto’s. “Een paar maanden na het voorval kon ik naar het politiebureau komen.”
Vooraf kreeg Sandra instructies. Ze deed eerst een test en vervolgens moest ze de dader herkennen uit de personen die werden getoond. “Allemaal mannen met een Noord-Afrikaans uiterlijk, het signalement dat ik had doorgegeven.”
Uiteindelijk zag Sandra een persoon die het mogelijk geweest kon zijn. “Ik benoemde dat ik twijfelde. Mijn herinnering was vooral de worsteling en het loskomen van hem. Daardoor kon ik zijn gezicht niet meer helder voor de geest halen.” Daarna bleef het stil. “Ik heb nooit geweten of ik het goed of fout had. Dat mogen ze ook niet zeggen.”
Herkenningskans gaat achteruit
Rechtspsycholoog Eric Rassin benadrukt dat licht, afstand en exposuretijd belangrijke elementen zijn om iemand achteraf te kunnen herkennen. “Sandra heeft de persoon vast goed kunnen zien en dan moet je goed op zijn gelaat letten. Maar je bent met hele andere dingen bezig. Je probeert te overleven en weg te komen.”
Het feit dat er maanden tussen zat voordat de fotoconfrontatie plaatsvond, hielp ook niet mee. “Je wil dat zo snel mogelijk doen. Met tijdsverloop gaat de herkenningskans achteruit.” Als een fotoconfrontatie negen maanden of langer na een voorval plaatsvindt, “zie je een duidelijke daling van de kans dat je de dader kan aanwijzen”.
Oud-hoofdinspecteur Adri van Amelsvoort ziet dat fotoconfrontaties vaak worden uitgesteld. “Er zijn geen mensen die het kunnen doen. De tijd loopt op en dus ook het risico dat je diegene niet herkent. Het wordt vaak ingezet als laatste redmiddel, dat is de fout die wordt gemaakt. Je moet er juist alles aan doen om het binnen enkele dagen te doen.”