Waarom peilingen niet onschuldig zijn
- Fragmenten
- Waarom peilingen niet onschuldig zijn
Na het Brexit-referendum en de verkiezing van Trump kwam er veel kritiek op de peilingsbureaus dat ze de uitslag niet goed hadden voorspeld. Daarom spraken sommigen van een crisis in de peilingsindustrie. Maar twee Britse onderzoekers spreken dit met nieuw onderzoek tegen. De peilingen van nu zouden niet slechter dan vroeger zijn, ze zijn zelfs (een héél klein beetje) beter. Dat concluderen ze uit een studie waarbij meer dan 30.000 peilingen en 351 verkiezingsresultaten over 45 landen geanalyseerd werden.
Tegelijkertijd kwam er ook kritiek op het onderzoek. Alle soorten verkiezingen (parlement, presidentschap,...) en bijhorende polls werden in het onderzoek door elkaar gegooid, en niet alle onderzoeksbureaus hanteren dezelfde peilmethode. Verder grijpen peilingsbureaus steeds vaker naar internet- en telefoon-peilingen en standaardpanels, in plaats van standaard willekeurige steekproeven uit te voeren. Hierdoor zijn niet alle bevolkingsgroepen even vertegenwoordigd in de peilingen. Statistische aannames moeten deze ondervertegenwoordiging dan compenseren.
Henk van der Kolk is universitair hoofddocent sociaal-wetenschappelijk onderzoeksmethodes van de universiteit Twente. Met hem hebben we over de redenen waarom peilingen niet onschuldig zijn en wat we kunnen doen om peilingen beter te kunnen inschatten. Zelfs als een peiling correct werd uitgevoerd is dat volgens Van der Kolk altijd een momentopname en nooit een exacte voorspelling van de uiteindelijke verkiezingsuitslag.