Dichter Langs de Lijn: Babs Gons
- Fragmenten
- Dichter Langs de Lijn: Babs Gons
Dichter Babs Gons schreef een gedicht naar aanleiding van het nieuws dat er 7000 leerlingen onvindbaar zijn.
Ik leer hem kaatsballen
zodat hij zijn tanden kan zetten in iets nieuws.
Vervang het jeugdjournaal door herhalingen van
Pawn Stars want daar gaat niemand dood.
Op onze dagelijkse wandeling wijs ik hem de schoonheid
op straat die eerder verborgen bleef door de drukte
en ik verklaar de vogels op het balkon
tot onze nieuwe vrienden.
‘Wat een geluk,’ zeg ik samenzweerderig,
dat ze elke dag ons uitkiezen.
Wat een geluk hebben wij hè,
nu de zon elke dag schijnt.
Wat een geluk hebben wij’, zeg ik
wijzend op de grote reep chocola
die ik op tafel heb gelegd.
Ik geef hem wat extra schermtijd
en roep verrukt uit dat er meer tijd overblijft
om van elkaar te houden
nu hij niet meer elke dag naar school hoeft te fietsen.
Ik koop een groot kleed voor de huiskamer
zodat we zacht gezeten spelletjes kunnen doen.
Maar de vader van de buurman sterft opeens,
oma’s eenzaamheid huilt tussen de regels
van de kaarten die ze stuurt
en Ismael uit zijn klas is kwijt.
‘Hij is vast,’ zeg ik weifelend,
‘ergens aan het spelen
en de tijd vergeten.’
Achter zijn rug sein ik #SOSMoria
en laat ik tranen om de vrouwen die
gevaar lopen in eigen huis.
Sorry, zeg ik, tegenzijn slapende hoofd,
voor de wereld,
de oorlogen, ongelijkheid,
het klimaat en nu dit weer.
Als hij wakker wordt klimt hij
bij mij in bed.
Zeven duizendkinderen zijn onvindbaar.
Onder mijn dekbed vind ik de mijne,
met zijn neus in De Grijze Jager deel 12.
Video niet beschikbaar